secundair logo knw 1

Macrofauna verplaatst zich vaak niet ver | Foto: Marc Pascual / Pixabay

Projecten om kaarsrechte kanalen terug te brengen tot meanderende beken zijn vaak nog weinig succesvol. Volgens een onderzoek van Judith Westveer van de Universiteit van Amsterdam vinden veel waterdiertjes niet de weg naar de herstelde beken, vooral vanwege een lange afstand. Herintroductie van passende soorten kan uitkomst bieden. In het kader van het natuurherstel wordt zo’n 2.500 kilometer aan beken in de periode tot 2027 hersteld in de meanderende toestand van vroeger. Meestal nog zonder veel succes. Slechts een beperkt deel van de oorspronkelijke aquatische macrofauna keert terug naar de herstelde beken, blijkt uit onderzoek van Judith Westveer van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica van de Universiteit van Amsterdam. Zij promoveert op 4 december. Westveer schreef over haar onderzoek het boekje Van A naar Beek, over hoe waterdiertjes een nieuwe woonplaats vinden, dat door het kenniscentrum STOWA is uitgegeven.
 

Afstand bepalend voor snelheid
Westveer noemt het een probleem dat kleine waterdieren als insectenlarven, waterkevers, waterslakken, waterpissebedden en mosseltjes niet of nauwelijks de herstelde beken gaan bewonen. Zij zijn onmisbaar voor de ecologische processen in de beken en een essentiële voedselbron voor vissen en vogels. De afstand tussen de geboortegrond en de nieuwe woonplaats is bepalend voor de snelheid waarmee de macro-invertebraten de herstelde beektrajecten bevolken. Hoe dichterbij, hoe sneller ze er zijn.

Het maakt volgens Westveer geen verschil of de diertjes zich vliegend, kruipend, zwemmend of drijvend verplaatsen. Ook de grootte van de macrofaunapopulaties die een beek omringen, speelt een belangrijke rol. Bij een grotere populatie zijn individuele waterdiertjes eerder geneigd om een nieuwe plek op te zoeken.

Tijdens een veldexperiment van drie jaar is bekeken welke macrofauna via de lucht een nieuwe beek kan vinden. Westveer constateert dat alleen enkele vliegende soorten - kriebelmuggen en dansmuggen - zich twee kilometer verplaatsen. De meerderheid van alle macrofauna zoals schietmotten, steenvliegen en eendagsvliegen komt niet verder dan een paar honderd meter. Daarom gaat het herstel soms erg langzaam, wanneer een beek niet goed met andere beken in verbinding staat.

Herintroductie van passende soorten
Westveer komt met een aantal suggesties om de ecologische doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen en in het algemeen te zorgen voor een betere verspreiding van macrofauna. Zo vindt zij dat de herkolonisatie van herstelde bovenlopen niet moet afhangen van trage kolonisten uit nabijgelegen beken. In plaats daarvan kan herintroductie van passende soorten uitkomst bieden.

De Amsterdamse onderzoeker pleit er ook voor om bestaande bronpopulaties rondom een herstelgebied in kaart te brengen en bepaalde bronpopulaties te versterken en beschermen. Een andere suggestie is om bij de planning van beekherstel rekening te houden met de cycli van macrofauna. Westveer raadt aan om de meest invasieve werkzaamheden niet te laten plaatsvinden tijdens de sessiele stadia, dus bijvoorbeeld niet tijdens verpopping van aquatische insecten.

 

MEER INFORMATIE
Bericht UvA over onderzoek
Boekje Van A naar Beek

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

@JWBoehmerSommige desinformatie is te simplistisch om op te reageren. Zelfs citeren van een nieuwsbericht blijkt lastig (aanpak van dijken is lang niet altijd verhogen). Instabiliteit en kans op zettingsvloeiing worden ook aangepakt. Daarmee wordt ook de invloed van zee en maan beperkt, maar dan wel op basis van logische en bewezen relaties ipv dubieuze, onwaarschijnlijke en onbewezen hypotheses. Oei, toch gereageerd. Dom van me. Ik kan dit beter negeren.
Het zou me niet verbazen als ze me een keer komen halen omdat ik de verkeerde dingen beweer  - volgens de VLOEK van ZEE en MAAN en Jan Willem Boehmer..auteur Jongedijk Bijv.  op pag 5 over “Het ophogen van dijken (€15mln/km over 800 km vlgs HWBP) vergroot alleen maar het gevaar: Hoe hoger de dijk hoe groter het aantal slachtoffers”. Voor het uitdiepen van vaarwegen (meer Ruimte voor de Rivier) geldt hetzelfde: Hoe groter, (dieper én breder) de badkuip hoe groter het overstromings gevaar en hoe groter ook hierbij het aantal slachtoffers”. Ik vrees dat ik daarmee het gezag erger heb geïrriteerd dan Zwagerman deed met haar verkeerde opmerking over “de kerf”. Ik heb nooit gedacht dat het zou gebeuren: Nou zijn we klaar met je”
Even terug denken in de tijd: waarvoor waren dijken ook al weer uitgevonden? Dat was -vroeger- om ons tegen het water te beschermen. Nu gaan we buitendijks bouwen, dus is de vraag:  is dat water dan weg? Nee, dat moet juist nog komen , en,  als dat echt komt -misschien pas volgende eeuw- dan helpt dat dijkje toch ook niet meer, alle inspanningen van dijkversterkingen ten spijt.
Een goede actie van de UvW. Logisch zou nu ook zijn om een vergelijkbare brief naar de regering te sturen ten aanzien van het verbieden van bestrijdingsmiddelen en te veel aan mest. 
De heer Revis is afkomstig uit een openlijk natuurvijandige partij als de VVD. Ook als wethouder RO in Den Haag is van hem geen enkel, ik herhaal, geen enkel groen feit bekend, tenzij ik iets heb gemist. SBB heeft zware klappen opgelopen door de Bleker-bezuinigingen. Zo is in de provincie Zuid-Holland de subsidie voor onderhoud en beheer gedaald van 45% naar 25%. SBB staat op het punt om natuur- en recreatiegebieden af te sluiten. Om in kabinetstermen te spreken een natuurcrisis. Ondanks dat we van de heer  Revis qua achtergrond niets mogen verwachten, zou hij, je weet het maar nooit, juist vanwege zijn achtergrond, SBB goede diensten kunnen bewijzen. Ik wens hem uiteraard veel succes en waar wij als KNNV-afdelingen Zuid-Holland kunnen steunen, zullen we dat beslist doen.
Huub van 't Hart, secretaris Natuurbescherming KNNV Natuurlijk Zuid-Holland