De Afsluitdijk, het stuwcomplex Vechterweerd en de beide Vechtarmen in het Duitse Nordhorn zijn de grootste knelpunten voor migrerende vissoorten op de Overijsselse Vecht. Dat blijkt uit het internationale onderzoek Swimway Vecht, dat de afgelopen vier jaar is gehouden.
Samen met onder andere Waterschap Drents Overijsselse Delta, Sportvisserij Nederland, Rijkswaterstaat, Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz en Landesfischereiverband Westfalen und Lippe E.v. onderzocht Waterschap Vechtstromen de vismigratie op de 177 kilometer lange rivier.
Zo’n 190 vissen en 260 schieralen werden gezenderd en gedetailleerd gevolgd van de Waddenzee tot de bron van de Vecht in Duitsland. Een positief resultaat is volgens projectleider Willem Bakker van Vechtstromen dat de vis zijn weg vindt op ‘snelweg’ de Vecht.
"Dat vind ik belangrijk om te noemen. De potentie van de Vecht voor migrerende vissen is groot. Zeldzame vissoorten als zeeforel, kwabaal, houting en rivierprik zijn nu al aanwezig in de Vecht. Maar ook andere migrerende soorten als spiering en aal migreren de Vecht in."
Knelpunten
Toch zijn er meerdere knelpunten uit het onderzoek naar voren gekomen. Stuwen en obstakels in de Vecht zorgen voor barrières, waardoor vissoorten als de zeeforel of kwabaal moeite hebben om hun levenscyclus te voltooien.
"De Vecht functioneert op dit moment dus niet volledig als vismigratieroute tussen de zee en de bron", luidt de conclusie. "Stroomopwaartse migratie is voor een aantal soorten moeilijk of niet mogelijk. Vissen zwemmen of driften eenvoudig met de stroming over de stuwen heen. Maar de stroomopwaartse migratie vanaf de zee helemaal naar de bovenlopen van de Vecht en Dinkel is niet mogelijk."
De drie belangrijkste migratieknelpunten zijn: de Afsluitdijk, die zorgt voor een beperkte uittrek van schieraal; het stuwcomplex Vechterweerd, dat niet passeerbaar is voor stroomopwaartse migratie van houting en kwabaal; de beide Vechtarmen in Nordhorn, die niet passeerbaar zijn voor zeeforel, terwijl deze soort zich juist zich in de bovenlopen van de Vecht voortplant.
Vismigratierivier
Deels waren deze knelpunten al bekend en wordt ook actie ondernomen, zegt Bakker. Zo worden de komende jaren op de Vecht verschillende vistrappen en meestromende nevengeulen aangepast en gerealiseerd en leidt de vismigratierivier bij de Afsluitdijk naar verwachting tot een grotere uittrek van paling, zeeforel en houting.
"Er gebeuren al veel goede dingen”, aldus de projectleider. "Dit onderzoek ondersteunt die keuzes. Het is nu aan de waterschapsbesturen om nieuwe keuzes te maken, bijvoorbeeld voor Vechterweerd. Daar zou een nevengeul moeten komen."
De onderzoekers pleiten voor meestromende nevengeulen rondom elke stuw, voor het vernieuwen en beter beheren van verouderde vispassages en voor het verbeteren van het leefgebied door constant stromend water.
"De beste vispassage is: geen vispassage", stelt Bakker. "Natuurlijk water werkt gewoon het beste. Zeker houting accepteert een passage heel slecht."
Samenwerking
De onderzoekers pleiten ook voor een gecoördineerde aanpak en voor blijvende samenwerking. Dat lukt volgens Bakker prima met de Duitse partners. "We zijn met elkaar verantwoordelijk voor het hele stroomgebied. Ik heb de indruk dat we hetzelfde willen. Duitsland investeert miljoenen in de Vecht."
Als het aan Vechtstromen ligt, wordt de vismigratie over een paar jaar opnieuw onderzocht. Bakker: "Dat gebeurt nog weinig. Maar het is belangrijk om te weten of de voorzieningen die de waterschappen aanleggen ook werken."
LEES OOK
H2O-bericht: Onderzoek vismigratie Vecht halverwege