Natura 2000-gebieden worden beschermd vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, maar de waterkwaliteit in die gebieden valt onder de Europese Kaderrichtlijn Water. Wageningen Environmental Research onderzocht hoe die twee richtlijnen op elkaar inwerken en hoe de samenhang ertussen verbeterd kan worden.
Uit het onderzoek blijkt dat de doelen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) over het algemeen goed aansluiten bij de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in veel Nederlandse Natura 2000-gebieden. “We hebben een ruimtelijk en ecologische data-analyse van de Natura 2000-gebieden gemaakt. Daarnaast hebben we zes locaties geïdentificeerd, daar hebben we gesproken met betrokken instanties als provincies, waterschappen en gebiedsbeheerders over de manieren waarop de richtlijnen worden uitgevoerd,” legt Irene Bouwma uit. Zij is senior onderzoeker beleidsuitvoering- en implementatie bij Wageningen Environmental Research.
Bouwma constateerde dat de implementatie van de richtlijnen soepeler verloopt in gebieden waar gewerkt wordt met een vorm van gebiedsproces. “De doelen uit de richtlijnen sluiten goed aan. Door per gebied de samenhang te zien, te bekijken welke maatregelen er voor de richtlijnen nodig zijn en die in elkaar te passen, verloopt het proces vloeiender. Dat brengt het dichterbij dat de doelen worden gehaald.”
Bij de analyse van de implementatie van richtlijnen merkte Bouwma dat bij de KRW de meeste aandacht uitgaat naar het oppervlaktewater. “Terwijl juist ook de kwaliteit van het grondwater van belang is om de doelen uit de VHR te halen. Dat is op zich te begrijpen: de verantwoordelijkheid voor de staat van het grondwater ligt bij meerdere partijen. Dit laat duidelijk zien dat er winst te behalen valt als we de 2 richtlijnen niet als absoluut gescheiden beleidsterreinen opvatten, maar streven naar meer samenhang.”
De onderzoekers van Wageningen Environmental Research geven in hun rapport geen duidelijk advies over de manier waarop die samenhang het beste georganiseerd kan worden. “Misschien dat het programma Landelijk Gebied daar een positieve rol in kan spelen, maar dat staat nog in de kinderschoenen. Er is ook niet per se een juiste manier om het te doen. Het kan door een proces waarbij betrokkenen samen een visie op de uitvoering van de verschillende richtlijnen ontwikkelen of ook door goede persoonlijke contacten tussen beleidsbetrokkenen.”