De waterschapslasten voor huurders zijn jaarlijks met gemiddeld 3,9 procent omhooggegaan tussen 2019 en 2023, terwijl de lasten voor huishoudens met een koopwoning elk jaar toenamen met gemiddeld 4,5 procent. Het beeld wordt sterk beïnvloed door de flinke stijging van de waterschapsheffingen in 2023: 8,2 procent voor huurders en 8,5 procent voor bezitters van een eigen huis.
Dit blijkt uit het rapport Ontwikkeling waterschapsheffingen in de bestuursperiode 2019-2023 van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van de Rijksuniversiteit Groningen. Huishoudens in een huurhuis betalen dit jaar gemiddeld 304 euro aan waterschapslasten. Het tarief van waterschap De Dommel is het laagst (219 euro) en van het Hoogheemraadschap van Delfland het hoogst (417 euro).
Huishoudens met een eigen woning betalen nu door de bank genomen 424 euro. Dat is 32 euro meer dan in 2022. Bij De Dommel zijn ook woningeigenaren het minst kwijt met 315 euro. Waterschap Rivierenland heeft het hoogste tarief: 579 euro. Dat bedrag betalen huishoudens die wonen in het deel van het werkgebied waar het waterschap naast de andere taken ook wegen onderhoudt.
Toelichting door waterschappen voor verbetering vatbaar
De waterschapsverkiezingen van 15 maart zijn de aanleiding om de ontwikkeling van de waterschapsheffingen tijdens de huidige bestuursperiode 2019-2023 in beeld te brengen, vertelt COELO-onderzoeker Corine Hoeben die het overzicht opstelde. “Veel mensen vragen zich toch af van waarom zij zouden gaan stemmen. Een van de redenen is dat zij een mening hebben over wat ze willen van hun eigen waterschap. Als iemand bijvoorbeeld wil dat het waterschap veel investeert in milieuvriendelijke zaken, hangt daar wel een prijskaartje aan. Doet het waterschap alleen wat echt nodig is, dan is dat een stuk goedkoper.”
Het is volgens Hoeben dan interessant om te weten hoeveel meer of minder mensen betalen bij elk waterschap. En ook welke redenen waterschappen geven voor de hoogte en stijging van hun tarieven. Deze toelichting kan beter, vindt Hoeben. “Waterschappen informeren vaak wel erg beknopt over de jaarlijkse ontwikkeling van hun heffingen. Of er komt een lang verhaal waar je verder niet direct iets mee kan.”
Wat grotere stijging voor woningbezitters
Wanneer de tarieven van 2019 met die van 2023 worden vergeleken, blijken huurders ieder jaar gemiddeld 3,9 procent meer te betalen. De stijging van de waterschapslasten is het laagst bij Hunze en Aa’s (gemiddeld 0,8 procent per jaar) en het hoogst bij Waterschap Limburg (gemiddeld 8,4 procent per jaar).
Huishoudens in een koophuis zijn jaarlijks in doorsnee 4,5 procent meer kwijt. Voor hen loopt de stijging uiteen van gemiddeld 1,5 procent per jaar bij Hunze en Aa’s tot gemiddeld 8,1 procent per jaar bij Waterschap Limburg en waterschap Rijn en IJssel.
Tot voor kort viel volgens Hoeben de stijging van waterschapsheffingen wel mee. “Die was over het algemeen jarenlang redelijk beperkt.” De situatie is nu veranderd. De tarieven zijn in 2023 omhooggegaan met gemiddeld 8,2 procent voor huurders en gemiddeld 8,5 procent voor huishoudens met een eigen woning.
Fors toegenomen kosten nu verwerkt
De grote stijging ligt voor de hand, vindt Hoeben. “Net als iedereen kregen de waterschappen afgelopen jaar te maken met een hoge inflatie en een forse toename van de kosten van onder andere energie. Dat konden ze nog niet voorzien, toen ze in het najaar van 2021 hun begroting en tarieven voor 2022 vaststelden. Deze ontwikkeling werkt door in de heffingen voor dit jaar.”
Zij wijst op een verschil tussen enerzijds waterschappen en anderzijds gemeenten en provincies. Deze overheden halen een belangrijk deel van hun inkomsten uit het Gemeentefonds of het Provinciefonds en dat heeft een dempend effect. “Daarom zien we bijvoorbeeld bij de meeste gemeenten ook dit jaar een erg beperkte stijging. Voor waterschappen bestaat er geen financiële ondersteuning door het Rijk via een fonds. Zij moeten hun eigen broek ophouden en hogere kosten uiteindelijk dekken uit de hogere opbrengsten van de waterschapsheffingen. Dat verklaart de huidige ontwikkeling wel.”
Het is ook een belangrijke reden voor de aanzienlijke verschillen in tarieven tussen waterschappen, voegt Hoeben eraan toe. “Je betaalt bijvoorbeeld een hoger bedrag bij Delfland dat hard moet pompen om zijn werkgebied droog te houden dan bij waterschappen waar het water min of meer vanzelf naar beneden stroomt.”
Aantal uitschieters bij de stijging
De kleinste en de grootste mutatie voor huurders zijn dit jaar 0,6 procent (Wetterskip Fryslân) en 21,5 procent (hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard), Voor huishoudens met een koopwoning varieert de stijging van de waterschapslasten van 2,3 procent (Hunze en Aa’s) tot 17,9 procent (Schieland en de Krimpenerwaard).
Het geeft wel een vertekend beeld, zegt Hoeben. “De meeste waterschappen zitten in de buurt van de gemiddelde stijging, maar er zijn zoals altijd enkele uitschieters. De grootste stijgingen komen vooral van waterschappen die vorig jaar hun gestegen kosten al moesten dekken uit reserves en voorzieningen.”
Met het overzicht wordt vooruitgelopen op de editie over 2023 van de Atlas lokale lasten, waarin ook zal worden ingegaan op de ontwikkeling van de waterschapsheffingen. Hoeben is een van de auteurs. “De publicatie verschijnt dit jaar voor het eerst niet in boekvorm maar alleen digitaal. Ik verwacht dat we de atlas eind deze maand online zetten.”
Aanvulling 9 maart
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft op 9 maart een analyse over de waterschapsheffingen in 2023 gepubliceerd, inclusief een vergelijking tussen de 21 waterschappen. De waterschappen verwachten dit jaar ruim 3,5 miljard euro te heffen. Dat is 260 miljoen euro meer dan voor 2022 werd begroot. Volgens het CBS verwachten de waterschappen in 2023 1,9 miljard euro te heffen voor de aanleg en het beheer van waterkeringen en 1,6 miljard euro voor waterzuivering, vooral van afvalwater.
LEES OOK
H2O Actueel (nov. 2022): Waterschapsbelasting flink omhoog, mede door gestegen energiekosten