Wetterskip Fryslân heeft een speciale reliëfkaart laten ontwikkelen om het geïnteresseerde publiek te tonen hoe de onzichtbare grondwaterstromen verlopen. “Uiteindelijk gaat het erom begrip te kweken voor het watergedrag onder de grond en daarmee ook uit te leggen welke beleidskeuzes er worden gemaakt.”
De schematische reliëfkaart van Friesland laat de hoogteverschillen zien tussen (van noord naar zuid) de Waddenzee, de noordelijke kleischil, het veengebied en de hogere zandgronden van het Drentse plateau. Het grondwater beweegt van weerskanten naar het laagste punt: de veengebieden. “In de Friese veenpolders is de huidige waterhuishouding ingericht op het drooghouden van het veen. Overtollig grondwaterwordt via de Friese Boezem afgevoerd naar de Waddenzee”, zegt Cor de Boer van Wetterskip Fryslân.
Door de ontwatering daalt het maaiveld in de veengebieden. Dat leidt ertoe dat polderpeilen worden verlaagd. Hierdoor stroomt er meer grondwater naar de diepe veenpolders. “In combinatie met het veranderende klimaat, met drogere zomers en nattere winters, leidt dit tot steeds grotere uitdagingen en werkt verdroging van bijvoorbeeld de zandgebieden weer in de hand. Vanuit het westen en het noorden komt er dan weer meer zout grondwater naar de veenpolders.”
Om deze situatie inzichtelijk te maken, is er nu de veenmobiel: een op een aanhanger geplaatste reliëfkaart met verschillende watercompartimenten. “De kaart laat de beweging van het grondwater zien. Boven de kaart hangt een regenbuis en door aan de kranen te draaien, kun je verschillende scenario’s tonen, bijvoorbeeld wat er zou gebeuren als de Waddenzee droog zou vallen. Om maar een extreem voorbeeld te noemen.”
Het Wetterskip wil met de veenmobiel de provincie intrekken om geïnteresseerden meer te vertellen over de werking van het grondwater. “De meeste mensen weten daar niet zoveel van. Het klinkt allemaal heel abstract. Terwijl dit een onderwerp is waarover in de toekomst grote beslissingen moeten worden genomen. Met deze kaart willen we dat tastbaar en concreet maken en hopelijk bijdragen aan draagvlak voor beleidskeuzes in de toekomst.”