De Unie van Waterschappen en STOWA zijn de drijvende krachten achter het leerprogramma Transitiemanagement Circulaire Waterschappen. Dit programma leert waterschapsmedewerkers wat er nodig is om verandering in de waterschappen tot stand te brengen. De trainingen gingen in maart van start en voor oktober is een nieuwe leergang aangekondigd.
In de strategie die de waterschappen hebben neergelegd om in 2050 volledig circulair te werken, zijn vijf hoofdthema’s te onderscheiden: duurzaam opdrachtgeverschap, de terugwinning van energie en grondstoffen, circulair assetmanagement, samenwerking binnen en buiten de waterschappen en een andere manier van werken, anders geformuleerd een gedragsverandering om van een lineaire naar een circulaire aanpak te komen.
“En vooral bij die laatste pijler sluit het leerprogramma aan”, vertelt initiatiefnemer (en deelnemer aan de eerste leergang) Bas Nanninga, beleidsadviseur Circulaire economie bij de Unie van Waterschappen. “Dat vatten we onder de noemer ‘transitiemanagement’. We zijn – dit was nog in coronatijd – begonnen met een aantal online clinics om de interesse in het onderwerp te peilen.”
Uitdagingen
Vanwege de enthousiaste reacties die volgden, vroegen de Unie van Waterschappen en STOWA bureau VanWaarde om een concreet lesprogramma te ontwikkelen. Het programma bestaat uit zes trainingsdagen, verspreid over een half jaar. “Medewerkers van waterschappen, die bezig zijn met circulariteit, zitten natuurlijk dagelijks vol in het onderwerp. Het eerste deel van de training is er daarom op gericht juist een stap terug te nemen en in beeld te brengen wat precies de uitdagingen zijn.”
Zo is het volgens Nanninga vaak de gewoonte in organisaties om opdrachten voor de laagste prijs te vergeven. “Maar je wilt bijvoorbeeld dat je ook bredere milieueffecten mee kunt wegen. Dat kan ertoe leiden dat niet voor de laagste prijs wordt gekozen. Gevolg kan ook zijn, en dat vraagt echt een andere manier van denken, dat niet de prijs, maar de hele opdracht veranderd door een vernieuwde, circulaire aanpak.”
Actie
In de tweede helft van de training wordt de sprong van analyse naar actie voorbereid. Daarbij wordt gewerkt volgens wat Nanninga ‘praktische leidende principes’ noemt en transitieopgaven als deze kunnen gidsen. “Daarbij gaat het bijvoorbeeld om ‘doen-leren-beter doen’, dus dat betekent een project eens op een andere manier aanpakken, daarvan leren en die ervaringen vervolgens bij een nieuw project inzetten. Een ander principe is ‘Show and tell’, daarmee bedoelen we zowel het laten zien van successen als het delen van mindere ervaringen.”
Het doel van de leergang is breder dan alleen het trainen van waterschapsmedewerkers. Nanninga wil toe naar een ‘netwerk van toekomstwerkers’. “Duidelijk is al dat de deelnemers de behoefte voelen om ook na het leerprogramma in contact te blijven om over de waterschappen heen te blijven sparren over de circulaire aanpak.”
Dat kan volgens Nanninga door het voortzetten van het netwerk met intervisies of door een aantal keer er jaar de groep bij elkaar te halen voor een lezing. “Die precieze vorm moeten we nog vinden. In mijn ideale plaatje haken daarbij van ieder waterschap een of twee mensen aan, die de leergang hebben gevolgd. Zo zetten we een actief netwerk neer waarin mensen samenwerken en ervaringen uitwisselen over hoe we samen de transitie naar een circulaire economie binnen de waterschappen kunnen vormgeven. En dat is hard nodig.”