Li An Phoa uit Amsterdam droomt van drinkbare rivieren. Ze wandelt langs rivieren die vaak nog vervuild zijn om dat vergezicht met anderen te delen en hen tot actie aan te zetten. Dit jaar liep ze de IJssel af en presenteerde ze een boek waarin ze beschrijft wat haar drijft. “Als we de rivier ervaren, begrijpen we haar beter.”
Tekst Pauline van Kempen
Het verhaal van rivierenvrouw Li An Phoa begint bij de Canadese rivier de Rupert. Daar ontdekt ze hoe snel het mis kan gaan. In dit geval was het de aanleg van een waterkrachtcentrale in combinatie met de zilvermijnindustrie die de rivier die voor de inheemse Cree sinds mensenheugenis de levensader was, verwoestte.
Als jonge onderzoeker kanoot Phoa in 2005 met een groep activisten de Rupert af. Haar waterfilter blijkt overbodig: iedereen drinkt ‘gewoon’ uit de rivier. Waarom kan dat in Nederland niet, vraagt ze zich af. Of beter: niet meer? Drie jaar later, als ze de Rupert opnieuw bezoekt, blijkt het water vergiftigd. Vissen zijn misvormd en sterven, mensen worden ziek en zien geen toekomst meer.
Maar eigenlijk begint het verhaal van Li An al bij de Hollandse IJssel. Als oudste dochter van Chinees-Nederlands ouders groeit ze op in wat zij beschouwde als de lelijkste plek op aarde: Capelle aan den IJssel, een versteende voorstad van Rotterdam. De IJssel zag ze vrijwel nooit, bekent ze in het boek Drinkbare rivieren, een reis, een droom, een levenswerk (Atlas Contact, 2021), dat ze samen met journalist en partner Maarten van der Schaaf schreef.