secundair logo knw 1

De KRW-doelen zijn vrijwel zeker niet meer haalbaar in 2027. De kans is dus groot dat de volgende milieucrisis een waterkwaliteitscrisis wordt. En dat de Nederlandse of Europese rechter ons land gaat beperken in z’n economische activiteiten. Marleen van Rijswick, hoogleraar Europees en nationaal waterrecht aan de Universiteit Utrecht, legt uit hoe het zo mis heeft kunnen gaan.


door Dorine van Kesteren


Vertel het eerlijke verhaal, verzucht Marleen van Rijswick een paar keer. De hoogleraar, die onderzoekt hoe het recht kan bijdragen aan duurzaam en rechtvaardig waterbeheer, ergert zich aan de teneur in het publieke debat dat er met de waterkwaliteit wéér een hoofdpijndossier bijkomt. “Nederland heeft 27 jaar lang de tijd gehad om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Sterker nog, de KRW is een samenvoeging van Europese richtlijnen die al sinds de jaren 70 van de vorige eeuw bepalen dat het grond- en oppervlaktewater niet mag worden verontreinigd. Als we al die jaren het waterbeleid en de bijbehorende regelgeving loyaal hadden uitgevoerd, dan was er nu geen probleem geweest.”

Het eerlijke verhaal is ook dat er pijnlijke keuzes nodig zijn. “Bij de implementatie van de KRW nam de Tweede Kamer een motie van de SGP aan die inhield dat de richtlijn de landbouw geen geld mocht kosten. Niemand vroeg wie er dan voor de kosten van watergebruik en -vervuiling zou opdraaien. In de praktijk zijn dat de burger en de toekomstige generaties. Burgers betalen meer voor water dan grootverbruikers, die het praktisch voor niets krijgen en bij vervuiling niets extra’s hoeven te betalen. Ondertussen worden arme gezinnen met betalingsachterstanden afgesloten.”