Nu is jaarlijks twaalf miljoen m³ zand nodig om onze kust veilig te stellen. Zandsuppletie werkt, maar blijft dat ook zo? Met een sneller stijgende zeespiegel stijgt het benodigde volume. In een somber scenario loopt het op tot 240 miljoen m³ in 2100. Een gigantische berg zand. Elk jaar weer. Is dat nog te doen? Waar ligt het kantelpunt? Wat is het alternatief?
Tekst Hans Oerlemans
‘Kustlijnzorg’ heet het programma van Rijkswaterstaat om de bescherming tegen de zee op peil te houden. Het is zorg met zachte hand. Liever geen dijken, dammen of basaltblokken, maar ‘zachte’ keringen. Hooguit een dijk in een duin zoals bij Noordwijk en Katwijk. De zee moet het werk doen. Van nature neemt de stroming zand mee langs de kust van zuid naar noord. Zolang gemiddeld evenveel sediment neerslaat als er door golfafslag verdwijnt, blijft de kustlijn op zijn plaats.
Maar de praktijk is anders. Zonder ingrijpen zou de afkalving van strand en duinen gevaarlijke vormen aannemen. Daarom laat Rijkswaterstaat sinds 1990 zand uit de Noordzee halen en opspuiten. Aanvankelijk alleen op het strand, maar sinds 2001 wordt het ook gestort op de ondiepe oever voor de kust. Door wind, water en golven verspreidt het zich. Doel is de kustlijn uit 1990 vast te houden.