De provincie Zuid-Holland is samen met vijf omgevingsdiensten een onderzoek gestart naar stoffen die via lozingen op het riool terechtkomen in het oppervlaktewater. Daarbij worden veertig bedrijven bezocht. De provincie wil met de resultaten de regionale aanpak voor indirecte lozingen verbeteren.
Het onderzoek loopt tot het voorjaar van 2025. Er wordt gekeken naar stoffen die een probleem vormen voor de Kaderrichtlijn Water. “Dit onderzoek levert belangrijke informatie op over hoe bedrijven in Zuid-Holland een bijdrage kunnen leveren aan schoon water”, zegt Arne Weverling, gedeputeerde water, bodem en klimaat, in een bericht van de provincie Zuid-Holland.
Veertig bedrijven bezocht
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de vijf omgevingsdiensten in Zuid-Holland: DCMR Milieudienst Rijnmond, Omgevingsdienst Haaglanden, Omgevingsdienst Midden-Holland, Omgevingsdienst West-Holland en Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Zij gaan langs bij veertig bedrijven.
De omgevingsdiensten nemen afvalwatermonsters en onderzoeken welke stoffen zich in het bedrijfsafvalwater bevinden. Dat helpt volgens de provincie om nog beter in beeld te krijgen welke stoffen in het water komen en hoeveel invloed ze hebben op de waterkwaliteit.
Selectie op basis van eerder onderzoek
De Zuid-Hollandse bedrijven zijn geselecteerd op basis van eerder onderzoek naar indirecte lozingen in Noord-Holland. Dat werd uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en drie omgevingsdiensten. Bij 80 procent van de onderzochte bedrijven zaten er gevaarlijke stoffen in het afvalwater dat zij via het riool loosden.
Weverling licht de keuze toe in een interview met het AD: “Op basis van dit onderzoek is gekeken naar welke branches het meest relevant zijn als het gaat om lozingen die een negatief effect hebben op de waterkwaliteit. Maar de bedrijven zijn niet geselecteerd op basis van verdenking op het overtreden van regels.” Welke bedrijven een bezoek krijgen, is onder meer vanwege de privacyregelgeving niet bekendgemaakt.
Opdoen van kennis en ervaring
Bij het onderzoek gaat het in principe niet om handhaving, geeft Weverling aan. “Het is echt gericht op het opdoen van kennis en ervaring en het versterken van de samenwerking tussen de betrokken organisaties, zoals provincie, waterschap, omgevingsdiensten, gemeenten en bedrijven. Wel kijken we per bedrijf of er vervolgacties nodig zijn.”