Eeuwenlang hebben de Nederlanders een strijd tegen het water gevoerd. Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, vertelt over haar nieuwe boek ‘Wij en het water’. Een verhaal over drijvende wiegjes, Hollandse leeuwen en waterwolven.
door Dorine van Kesteren | Foto Lotte Jensen: Babet Hogervorst, beeldbewerking H2O
Een voor de hand liggende eerste vraag voor iemand die zich al jaren beroepsmatig verdiept in watersnoodrampen, is wat Lotte Jensen zelf eigenlijk met water heeft. Veel, zo blijkt. Dat begint met een bijzonder verhaal in haar familiegeschiedenis. De opa van de van oorsprong Deense Jensen was colonne-chef bij het Deense leger. “En raad eens: zijn troepen hebben geholpen na de watersnoodramp van 1953. Mijn boek opent met een foto van de Deense militairen, die in Den Haag officieel worden bedankt door de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken en vertegenwoordigers van het Rode Kruis.”
Bijna twintig jaar later zouden Jensen en haar ouders en zusje naar Nederland emigreren. Tien maanden oud was Jensen toen. “Als buitenlanders zagen wij het water als typisch Nederlands. De Hollandse meesters met hun zeegezichten en zeeslagen, de steden met hun grachten, de Deltawerken, schaatsen in de winter, zeilen in de zomer… Gaandeweg ben ik echt gaan houden van het Nederlandse landschap, ik voel me ermee verbonden.”