Ooit waren watertorens onmisbaar voor de drinkwatervoorziening, tegenwoordig willen de waterbedrijven er graag vanaf en verschijnt de een na de ander in de etalage. Maar wat moet je met zo’n toren? “Het is geen gemakkelijk gebouw.”
door Pauline van Kempen | foto's Henk van der Veen en Harrie Oude Hampsink
Als kind speelde Lennart de Jong altijd bij de watertoren van Nieuw-Lekkerland. Samen met zijn neef Sven klauterde hij op een dag door een kapot raam naar binnen. En daar was niets. “Dus zo spannend was het eigenlijk niet.”
Nu woont hij, met vrouw en vier kinderen, op de bovenste drie verdiepingen van de witte toren aan de Lekdijk, die hij eigenhandig verbouwde. Samen met neef Sven, die met vrouw en drie kinderen de onderste drie etages bewoont. In 2010, toen drinkwaterbedrijf Oasen de toren te koop zette, waren zij de hoogste bieder. “Prachtig natuurlijk! Ik was twintig, dit was een jongensdroom”, vertelt Lennart.
Vorig jaar mocht het duo de Watertorenprijs voor de beste herbestemde watertoren in ontvangst nemen. De Nederlandse Watertoren Stichting (NWS), die de prijs jaarlijks uitreikt, loofde het ‘uiterst krachtige ontwerp’ van architecten Ruud Visser en Fumi Hoshino.