Onderzoekers van TNO en de Universiteit van Amsterdam hebben geen wetenschappelijk verantwoorde ondergrens gevonden voor stikstofneerslag door individuele projecten. Het is echter wel aannemelijk dat zo’n ondergrens er is en daarom stellen zij een breder vervolgonderzoek voor. Minister Femke Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur neemt de aanbeveling over.
Hiermee duurt de impasse door de strenge stikstofregels voorlopig voort. Voor bijna elk project in de agrarische sector en de bouw moet momenteel een vergunning worden aangevraagd vanwege de erg lage ondergrens van 0,005 mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar) voor stikstofdepositie. De bedoeling is om tegen te gaan dat stikstof terechtkomt in daarvoor gevoelige natuur.
De ondergrens voor stikstofbijdragen van individuele projecten is gebaseerd op berekeningen met het model AERIUS Calculator. Vroeger gold nog een aanzienlijk hogere ondergrens van 1 mol per hectare per jaar voor het aanvragen van een vergunning. De Raad van State vond echter in 2019 dat het niet kon, omdat met deze regeling een voorschot werd genomen op een toekomstige vermindering van de stikstofuitstoot. Daarmee was de stikstofcrisis ontstaan.
Onderbouwing voor specifieke ondergrens ontbreekt
TNO en de Universiteit van Amsterdam hebben nu in hun verkenning gekeken naar een wetenschappelijk verantwoorde ondergrens voor de stikstofneerslag: is op basis van inzichten uit de atmosfeerwetenschappen een getal of een bandbreedte aan te geven? Deze waarde wordt aangeduid als “de laagst te berekenen depositiebijdrage ten gevolge van een individuele bron die nog met voldoende zekerheid is toe te schrijven aan die bron. Daaronder worden de berekende bijdragen te onzeker.”
De huidige ondergrens van 0,005 mol per hectare per jaar is niet wetenschappelijk onderbouwd, stelde het adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (ook bekend als de commissie Hordijk) in 2020 al vast. Er is sprake van schijnzekerheid. Het is bijvoorbeeld de vraag of stikstof van een boerderij daadwerkelijk terechtkomt in een natuurgebied verderop, zoals wordt verondersteld in het model. De stelling van de commissie wordt door de verkenning bevestigd.
De onderzoekers geven aan dat hetzelfde zou gelden voor een hogere ondergrens. “De hoofdconclusie van dit onderzoek is dat er vanuit de atmosfeerwetenschappen op dit moment geen onderbouwing is gevonden voor een specifieke ondergrens. Er zijn vanuit de modeltheorie, de mate van ondersteuning door meetgegevens en de voorspelonzekerheid onvoldoende argumenten gevonden voor een waarde, waaronder de berekende stikstofbijdragen ten gevolge van een bron met onvoldoende zekerheid aan die bron toe te schrijven zijn.”
Ondergrens wel aannemelijk
Het is volgens de onderzoekers wel aannemelijk dat er een ondergrens is. Die is op het ogenblik echter niet statistisch te bepalen door beperkingen bij de modellering – die gezien de huidige stand van de wetenschap ook niet worden weggenomen met een ander model dan AERIUS Calculator – en een gebrek aan experimentele gegevens.
In een eerder onderzoek geeft TNO aan dat er wetenschappelijke argumenten zijn om te kiezen voor een ondergrens tussen 1 en 10 mol/ha/jaar. In het rapport van de verkenning wordt ook gewezen op het expertoordeel van hoogleraar Arthur Petersen (University College London). Hij noemt 1 mol/ha/jaar een veilige keuze.
TNO en de Universiteit van Amsterdam bevelen verder onderzoek naar het proces van stikstofdepositie aan. Ook is het zaak om te kijken naar andere werkwijzen bij de modellering. “Het is hierbij nodig om te kiezen voor een bredere insteek dan alleen vanuit een atmosfeerwetenschappelijk kader waarbij ook de juridische, ecologische aspecten en voorwaarden van het toepassingskader worden betrokken.”
Nijpende problematiek voor PAS-melders
De verkenning is in opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) uitgevoerd. Het IPO komt tot deze slotsom in een bericht: “Daarmee is er nog geen alternatief voor de huidige toestemmingverlening op basis van depositieberekeningen met AERIUS Calculator en de huidige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar.”
Een hogere ondergrens is nu ook nog geen mogelijke oplossing voor PAS-melders, stelt het IPO. Het gaat om agrarische en industriële bedrijven die tot 2019 alleen een project hoefde te melden voor het toenmalige Programma Aanpak Stikstof (PAS) en daarvoor nu alsnog een vergunning nodig hebben. Voor deze nijpende problematiek moet volgens de provincies snel een oplossing komen.
Het IPO adviseert minister Femke Wiersma om de aangrijpingspunten vanuit het onderzoek voor het vervolg op te pakken. “In het bijzonder een breder dan alleen model-/atmosfeerwetenschappelijke vervolgverkenning die op basis van een expertoordeel binnen afzienbare tijd tot een (hogere) ondergrens zou kunnen leiden. De provincies willen, mede in het belang van de PAS-melders, tegelijk ook samen met de minister kijken naar het alternatief van een beleidsmatige drempelwaarde, zoals opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord.”
Verschillende onderzoeken uitgezet door minister
Wiersma neemt de aanbeveling van het IPO over om via vervolgonderzoek mogelijk alsnog tot een wetenschappelijke onderbouwde rekengrens te komen. De minister zet daarvoor op korte termijn verschillende onderzoeken uit, laat zij weten in een brief van de Tweede Kamer.
“Ik ben namelijk van mening dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om tot een juridisch houdbare ondergrens te komen, zeker gezien de urgente problematiek van PAS-melders. Ik sta voor beleid en vergunningverlening dat gebaseerd moet zijn op voldoende zekerheid.” De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over het vervolg.
De minister wil toewerken naar toestemmingverlening op basis van emissie in plaats van depositie. “Dit pak ik met voorrang op maar het ontwikkelen van een dergelijke systematiek kost tijd. In de tussentijd zullen we moeten blijven werken met modellen en AERIUS is op dit moment het beste beschikbare rekeninstrument voor toestemmingverlening. Daar houd ik vooralsnog dan ook aan vast.”