De afgelopen vijf jaar zijn vijftien nieuwe methodes getest om medicijnresten en andere microverontreinigingen te verwijderen uit het afvalwater. Dit gebeurde in het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater. ‘Waterbeheerders hebben nu echt iets te kiezen.’
Het Innovatieprogramma Microverontreinigingen uit rwzi-afvalwater (IPMV) is uitgevoerd in opdracht van STOWA en het ministerie van IenW. Het maakte deel uit van de landelijke Ketenaanpak Medicijnresten en presenteerde onlangs haar evaluatierapport. Als eerste stap in het innovatieprogramma gingen de betrokkenen op bezoek bij zuiveringen in Duitsland en Zwitserland om zogeheten ‘proven technologies’ op praktijkschaal te bekijken.
Vervolgens zijn oproepen gedaan voor nieuwe technologieën. Daar is een selectie uitgemaakt. Van circa 25 technologieën zijn haalbaarheidsstudies opgesteld en uiteindelijk zijn vijftien kansrijke (combinaties van) technieken geselecteerd voor de pilots. Uiteindelijk waren er drie criteria: verwijderingsrendement, CO2-voetafdruk en de kosten”, legt Cora Uijterlinde van STOWA uit.
Bij de start van het innovatieprogramma gold een doelstelling van zeventig procent verwijdering van microverontreinigingen uit het afvalwater. Er is een nieuwe Europese richtlijn Stedelijk Afvalwater in voorbereiding, waarin de eis wordt opgeschroefd naar tachtig procent. Uijterlinde: “Er is dus echt urgentie om de prestaties van de zuiveringen te verbeteren. Die wordt overigens ook breed gedragen in de watersector, dat merkten we ook aan de manier waarop waterbeheerders en bedrijven dit innovatieprogramma hebben ondersteund.”
De geteste technieken bieden volgens Uijterlinde voordelen ten opzichte van de methodes die op dit moment bij de zuivering worden ingezet. “Hoewel nog niet alle onderzochte technieken klaar zijn om op praktijkschaal te worden ingezet, zijn ze allemaal op de een of andere manier beter dan wat we nu hebben. Dat maakt dat waterbeheerders nu echt iets te kiezen hebben. Dat komt, met de komende EU-richtlijn als extra motivatie, op het goede moment.”
En welke keuze waterbeheerders vervolgens moeten maken, hangt af van een aantal factoren. Uijterlinde legt uit: “Het is altijd locatiespecifiek. Allereerst is het belangrijk een goede nulmeting te doen, ook om te weten met wat voor verontreinigingen je te maken hebt. Ozon-behandeling kan bij hogere concentraties bromide in rioolwater bijvoorbeeld leiden tot de toxische stof bromaat. Daarnaast is de hoeveelheid afvalwater die er behandeld moet worden belangrijk, evenals het aanvoerpatroon naar de zuivering. Ook de duurzaamheidsdoelen die je als waterbeheerder nastreeft spelen mee.”