De 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties moeten van de wereld een betere plek maken. Stip op de horizon: 2030. Nog 10 jaar te gaan. De vraag is: schiet het een beetje op met de implementatie? Kees van Leeuwen deed samen met Bryony Essex en Stef Koop onderzoek naar SDG 6 (schoon drinkwater en goede sanitatie) en zegt: zonder goede diagnoses en adequate monitoring van de voortgang wordt de invoering van SDG 6 een ramp.
door Bert Westenbrink
Kees van Leeuwen zoekt een lege en stille vergaderruimte in het gebouw van KWR, het wateronderzoeksinstituut waaraan hij is verbonden als Chief Science Officer. De wetenschapper die tevens hoogleraar Water Management and Urban Development is aan de Universiteit Utrecht, gaat vertellen over zijn onderzoek naar de implementatie van SDG 6.
Hij deed dat eerder in Amsterdam, tijdens de Amsterdam International Water Week in november. De organisatie van de AIWW had hem gevraagd onderzoek te doen naar de implementatie van SDG 6. In een zaaltje van het RAI-congrescentrum presenteerde de onderzoeker zijn bevindingen voor een gezelschap van enkele tientallen mensen.
De onderzoeker ging niet voorbij aan het goede van de duurzaamheidsdoelstellingen en wat er bereikt is, maar stelde vervolgens vast dat dat niet genoeg is. Zijn presentatie was een waarschuwing: zonder goede diagnoses en adequate monitoring van de voortgang wordt de invoering van SDG 6 ‘een ramp’.
Status
De 6e van de 17 ontwikkelingsdoelen van de VN richt zich op schoon drinkwater en goede afvalwaterzuivering (sanitatie). In 2030 moet iedereen op de wereld toegang hebben tot schoon drinkwater en goede sanitatie. De status op dit moment: 2,1 miljard mensen halen hun drinkwater nog steeds uit vervuilde bronnen en 4,5 miljard mensen kunnen geen gebruik maken van goede sanitatie.
Het onderzoek van Van Leeuwen maakt duidelijk dat de huidige indicatoren om de voortgang van SDG 6 te monitoren, verbeterd moeten worden. Ze moeten ‘SMART’ worden gemaakt, zei hij in Amsterdam. En uitgebreid, zodat er ruimte is om water te koppelen aan andere ingrepen in de stad, zoals de circulaire economie.
En, betoogde hij, investeringen ten behoeve van SDG 6 moeten alleen worden gedaan na een goede diagnose en de zekerheid dat de voortgang adequaat wordt gemonitord. En dat is wat hem betreft een dwingende voorwaarde, blijkens zijn toevoeging: “Geen gegevens, geen financiering.”
De onderzoeker bepleitte de oprichting van een onafhankelijk implementatiefonds om de doelstelling van SDG 6 alsnog te gaan halen. Zo’n fonds, betoogde Van Leeuwen, is nodig om een uniforme database op te zetten met SDG 6-gegevens, om ervaringen uit te wisselen, om trainingen te faciliteren voor ontwikkelingslanden, om de voortgang te monitoren.
'Als we aan SDG 6 geen handen en voeten geven
de komende 30 jaar dan heeft dat een enorme impact
op onze kwaliteit van leven. Punt. Een dikke punt'
Noodklok
Tot zover Amsterdam. Als een stille vergaderruimte is gevonden in het KWR-gebouw in Nieuwegein, zegt hij: “Ik luid wel een klein beetje de noodklok, ja. We stellen heel vaak politieke doelen en dan denken we dat het wel goed komt. Benoemen is politiek een heel belangrijke stap, maar ze implementeren, nakomen en samenwerken…”
De wetenschapper Kees van Leeuwen weet hoe de hazen lopen in het internationale proces van politieke besluitvorming. Van 1980 tot 2002 werkte hij op drie ministeries, was hij lid van diverse advies- en beleidsgroepen en werkte hij voor de Europese Commissie, de OESO en de Verenigde Naties.
Door inzicht in politieke processen en zijn grote betrokkenheid (‘de reden waarom ik dit nog doe is dat ik me grote zorgen maak over hoe de politiek de wateropgaven oppakt’) laat de wetenschapper het niet bij zijn zorgvuldige uitleg van zijn onderzoek naar de implementatie van SDG 6. Af en toe geeft hij ook ruimte aan zijn zorg en waarschuwt hij: “Als we aan SDG 6 geen handen en voeten geven de komende 30 jaar dan heeft dat een enorme impact op onze kwaliteit van leven. Punt. Een dikke punt.”
De onderzoeker gaat niet voorbij aan de goede ontwikkelingen. We hebben genoeg know how, zegt hij. De technologieën zijn er en als je ze binnen de stedelijke context koppelt aan andere ingrepen, kun je de kosten beperken. Er zijn landen, sommige door schade en schande (droogte, overstromingen, branden) wijs geworden, die vooroplopen. Op stedenniveau gebeurt er veel. Er wordt samengewerkt, essentieel in een succesvolle aanpak, aldus de onderzoeker.
'Er is geen implementatieproces van de
SDG’s, anders dan dat we de landen vragen
om min of meer vrijblijvend te rapporteren'
Verdrietig hoofdstuk
Maar hij schetst ook een toekomst met waterproblemen, die tot conflicten kunnen leiden, honger en grote stromen vluchtelingen. Met Afrika als het meest kwetsbare continent, door de snelgroeiende bevolking en het tekort aan water. Hij zegt: “Dat is het verdrietige hoofdstuk in dit verhaal. Heel veel landen hebben grote problemen en niet de organisatie en kennis (governance) om tot oplossingen te komen.”
En SDG 6 heeft daar nog geen verandering in gebracht, is de conclusie.
De OESO, vertelt Van Leeuwen, heeft uitgerekend wat de implementatie van SDG 6 kost: tot 2030 6,7 biljoen en tot 2050 22,6 biljoen dollar. “Dat is een enorm bedrag! Dan moet je daar toch ook een proces opzetten om op een meetbare manier te sturen?”
- Dat proces is er nu niet?
“Dat proces is er niet. He-le-maal niet! Er is geen implementatieproces van de SDG’s, anders dan dat we de landen vragen om min of meer vrijblijvend te rapporteren. Volstrekt onvoldoende! Je moet wel heel specifiek aangeven wat je hebben wilt en wat niet. Er moet regie op dit proces.”
- Dat is een bijzondere observatie.
“Ja, dat is zo. En ook een heel teleurstellende. Dat kan toch iedereen bedenken.”
- U zei in Amsterdam dat de indicatoren voor implementatie van SDG 6 moeten worden verbeterd.
“Een aantal indicatoren is hard en duidelijk. Bijvoorbeeld: hoeveel mensen een goede watervoorziening hebben. Ook hoeveel mensen een adequate sanitatie hebben. Maar er zitten ook doelen in die vaag zijn, niet concreet. We kwamen in ons onderzoek al vrij snel tot de conclusie dat het verstandig is de indicatoren op een consequente manier te benoemen. En ook om ze op een eenvoudige manier te schalen, van 0 tot 10. Waarbij 0 een maximaal afstand is tot het doel. En bij 10 heb je het doel bereikt. Dus afstand tot doel. Het begint met een goede diagnose, dus dan moeten we het als eerste eens worden over doelen en de daarbij passende góede en meetbare indicatoren.”
- Dat is de crux in uw verhaal?
“De diagnose, ja. Vergelijk het met een bezoek aan de dokter. Na een goede diagnose volgt de behandeling, niet andersom!”
- De SDG’s stammen uit 2015. Die diagnoses hadden toch allang gesteld moeten zijn?
“Ja. Maar ik begrijp het ook wel een beetje. We zijn al blij dat het SDG raamwerk er is. Maar het moet geïmplementeerd worden. Het moet naar de landen, naar de steden, naar de rivierautoriteiten, het moet naar de burgers, en de industrie. En dat bereik je niet door op je handen te blijven zitten.
Het is basaal management: als je geen indicatoren hebt om goed de voortgang te meten, dan kun je niet bijsturen. Het is tijd voor implementatie, dat betekent handen uit de mouwen, concrete projecten, proefprojecten, technieken uitwisselen, vieren dat doelen bereikt zijn, bedrijven prijzen als ze een goede en goedkope techniek hebben ontwikkeld en toegepast. Het moet ook leuk worden.”
'Ruim 200 miljoen dollar voor de implementatie
van SDG 6. Dat is natuurlijk een no brainer!'
Implementatiefonds
- U pleit voor een implementatiefonds, waarvoor, zo zei u, 220 miljoen dollar vrij moet worden gemaakt.
“Ruim 200 miljoen dollar voor de implementatie van SDG 6. Dat is natuurlijk een no brainer! Zo’n bedrag is peanuts vergeleken met de 22,6 biljoen dollar die volgens de OESO nodig is om de waterinfrastructuur voor SDG 6 te realiseren.”
- Dat fonds is bedoeld om ontwikkelingslanden goede diagnoses te helpen stellen?
“Ja, nogmaals, het begint met een goede diagnose. Zorg ervoor dat de indicatoren die genoemd worden, bediscussieerd worden. Help de landen die er problemen mee hebben om een data-infrastructuur op te zetten. Zorg dat er geld komt om trainingsprogramma’s te maken. Zorg dat er ook een financieel proces komt. De OESO heeft fantastische rapporten gemaakt over hoe we die dure waterinfrastructuur gaan financieren. En mijn pleidooi is: koppel dat met andere opgaven in de stad, waar de meeste mensen toch gaan wonen, want koppelen is kassa.”
“De uitdaging zit ‘m in het plannen en meekrijgen van de bevolking. Wat ons is opgevallen in het stedenonderzoek dat we hebben gedaan: als je naar tropische landen gaat, begin dan eerst met een aanpak van het vaste afval dat op straat ligt. Er liggen bergen afval op straat en bij de eerste de beste regenbui verdwijnen die in kanalen en riolen en alles is verstopt. Je kunt wel goed waterbeleid willen maken in een stad, maar zorg eerst dat het vaste afval wordt opgeruimd. En hergebruikt. Het is easier said than done, dat weet ik. Maar zo moet je wel beginnen.”
“Als je dat goed voor elkaar hebt, ga dan denken aan de uitbouw van riolen. Kijk of je de opvang van regenwater en de afvoer van afvalwater door riolen kunt scheiden in gebieden met een groot watertekort. Regenwater en gezuiverd afvalwater kun je gebruiken om grondwater aan te vullen of om stuwmeren en bekkens vol te laten lopen. Kortom, denk na over die koppelingen. Dat is heel hard nodig.”
'Er is een netwerk van steden ontstaan.
Die denken: we gaan niet wachten en gaan
samenwerken op gebied van water en klimaat'
- Dit alles vraagt om regie.
“Ja. Absoluut. In Nederland hebben we dat goed voor elkaar. Peter Glas is onze deltacommissaris. Wereldwijd zou het hele coördinerende werk moeten liggen bij de Verenigde Naties. En je zult het regionaal moeten uitwerken. Dat kan in Europa met de Europese Commissie, je kunt in de geïndustrialiseerde landen denken aan de OESO. Water is ook gerelateerd aan landbouw, dan zit je bij de FAO.”
“Die organisaties moeten goed gaan samenwerken. Dat is op het niveau van landen. Er is ondertussen een netwerk van steden ontstaan. Die denken: we gaan niet wachten en gaan samenwerken op gebied van water en klimaat. We moeten weerbaar en waterwijs worden. Er is een aantal steden dat wake-up-calls heeft gehad. Dan moet je denken aan New York, Melbourne, Kaapstad. Ze gaan jaarlijkse conferenties houden, nieuwe technieken inbrengen.”
“Het moet gaan bruisen. De spotlight moet erop in de media. En je moet je burgers erbij betrekken. Wat we nu zullen krijgen in Europa is dat Frans Timmermans een grote rol gaat spelen. Die gaat zeker ook praten met Nederlandse partners en partners in andere landen in Europa. En dan denk ik dat hij vrij snel het idee zal vatten dat de greendeal een foute term is, want dat moet een blue-green deal worden. Het gaat niet alleen over energie, het gaat over water, voedsel en energie.”
- U zou graag in gesprek willen met Timmermans?
“Ja. En we hebben als KWR ook wel wat te bieden. Ik denk dat hij een sleutelrol heeft in Europa en daarmee ook buiten Europa. Ik verwacht een hele hoop van hem op het gebied van water en klimaat.”
- Dit jaar houdt Nederland een International Global Summit on Climate Change. Waar moet die conferentie over gaan?
“Ik zou zeggen: hou een tweede ronde over de doelstelling water, over de SDG’s, over het bij elkaar brengen van geld voor een implementatiefonds voor SDG 6. Over wie de curricula gaan schrijven en waar de trainingen gaan komen. Waar een expertisecentrum komt, dat kan in Rotterdam. Het zou ook moeten gaan over het betrekken van Frans Timmermans en de secretaris-generaal van de OESO. Die boegbeelden zijn nodig, en dan gaat het wel lopen.”
KLEIN VAN OPZET
Het is niet zonder reden dat de AIWW bij Van Leeuwen aanklopte voor een onderzoek naar de implementatie van SDG 6. De onderzoeker ontwikkelde met collega Stef Koop bij onderzoeksinstituut KWR de City Blueprint, de quickscan die in één opslag de sterke en zwakke punten in beeld brengt van een stad die zijn watercyclus wil verduurzamen. Van Leeuwen: “De vraag van de AIWW was: kan zoiets ook voor landen worden ontwikkeld met betrekking tot SDG 6?”
Het onderzoek was vrij klein van opzet, vertelt Van Leeuwen. De focus was gericht op Europa. “We hebben het beperkt om resultaten te krijgen. Maar als je naar Europa kijkt, kan men zich niet beperken tot de EU-28. Je kijkt ook over de grenzen. En dan zie je het Midden-Oosten, Noord-Afrika, de Sub-Saharalanden.”
De opzet van het onderzoek was eigenlijk veel te klein om een conceptrapport op te kunnen leveren, zegt Van Leeuwen. “Maar we konden het werk doen samen met Bryony Essex, een master student van de Universiteit Utrecht. En ik heb er een hele vracht eigen tijd ingestopt, want het onderwerp boeit mij zeer. We zijn als KWR zwaar in de rode cijfers geschoten, maar het heeft wel een publicatie opgeleverd in Environmental Management, waarvan ik hoop dat die een bijdrage gaat leveren aan de verdere discussie om SDG 6 goed te implementeren."
Hij werkte van 1980 tot 2002 bij drie ministeries aan water, stoffen, gezondheid en milieu. Van 1992-2007 was hij deeltijdhoogleraar Biologische Toxicologie aan de Universiteit Utrecht. Hij is lid geweest van diverse advies- en beleidsgroepen in de International Rijn Commissie, Europese Commissie, OESO, Verenigde Naties en de chemische industrie. Hij werkte bij de Europese Commissie als Directeur van het Joint Research Centre (JRC) in Italië.
Van Leeuwen publiceerde meer dan 200 rapporten en publicaties en 2 edities van een boek over risicobeoordeling van chemische stoffen. Voorts redigeerde hij de Europese Water Atlas en een speciale uitgave van het tijdschrift Water over watermanagement en governance.