Hoewel de Maas afgelopen juli door aanhoudende regenval een record aan water afvoerde, richt RIWA Maas zich op de laagwaterproblematiek in de regenrivier. Er is zorg: door de klimaatverandering moet rekening worden gehouden met een waterafvoer die langdurig 40 tot 50 procent lager is. De Maas als stroompje, wat betekent dat voor de drinkwaterbedrijven en andere gebruikers van het Maaswater? Hoog tijd voor grensoverschrijdend overleg, zegt belangenbehartiger RIWA.
door Bert Westenbrink
RIWA-Maas richt zich sinds jaar en dag op verbetering van de waterkwaliteit, maar door de afgelopen droge jaren heeft het ook steeds meer aandacht voor waterbeschikbaarheid. Drie droge jaren waren een wake-up call: de weersextremen als gevolg van de klimaatverandering maken de regenrivier kwetsbaar als drinkwaterbron. Want wat gebeurt er als de regenrivier tijdens een extreme droogteperiode wordt gereduceerd tot een bescheiden stroompje? “Volgens de klimaatprognoses kan de laagwaterafvoer in 2040 met 40 procent zijn verminderd. De vraag die opkomt is: wat betekent dit alles voor de Maas en de gebruikers van het Maaswater?”, zegt directeur Maarten van der Ploeg van RIWA-Maas, het samenwerkingsverband van drinkwaterbedrijven in Nederland en België die Maaswater innemen.
De belangen van de drinkwaterbedrijven zijn groot. Ze leveren aan 7 miljoen mensen drinkwater met de Maas als bron. Daarbij geldt: leveren is een plicht. Die opgave komt steeds meer onder druk te staan; de drinkwaterbedrijven zien de keren dat er sprake is van een lage afvoer in de Maas toenemen. Wanneer er minder water in de rivier zit, is de invloed van ongewenste stoffen op de waterkwaliteit groter en daarmee de kans op gedwongen innamestops.
Om de inname veilig te stellen, nemen ze maatregelen. Zo bouwde Evides het recent in gebruik genomen innamepompstation Bergsche Maas voor de voeding van de spaarbekkens in de Biesbosch. Dunea werkt aan ‘een multi-bronnen-aanpak’.
De bouw van het innamestation en de bronnen-aanpak vergen miljoeneninvesteringen en zijn voorbeelden van de investeringsopgaven waar de drinkwaterbedrijven voor staan om hun watertoevoer veilig te stellen. Als je de plannen van de Maaswaterbedrijven bij elkaar optelt dan kom je tot enorme bedragen, zegt Van der Ploeg.
Internationaal overleg
De RIWA-directeur stelt vast dat de waterbeschikbaarheid sterk vanuit de lokale en nationale context en per sector wordt bekeken: de verschillende gebruikers stellen hun eigen aanvoer veilig. Wat ontbreekt in die aanpak is internationaal overleg, aldus de RIWA-directeur. “Je zou je kunnen afvragen of het een idee is om dat te synchroniseren. Dat je zegt: joh, wij investeren hierin, jullie daarin. Is dat de beste manier?”
Afstemmen van plannen en aanpak in het hele stroomgebied zou veel winst opleveren, is Van der Ploegs stelling. “We hebben in klein comité zo’n overleg georganiseerd met wat grote bedrijven in het Maasstroomgebied die dicht tegen de overheid aanzitten, zoals energie- en watervoorziening, maar ook chemie. In dat overleg kwam naar voren dat iedereen met dezelfde problematiek worstelt, dat iedereen met grote investeringen bezig is en dat iedereen ook constateert dat er op dat gebied grensoverschrijdend géén coördinatie of afstemming plaatsvindt.”
Een opmerkelijke conclusie, beaamt de RIWA-directeur. Maar ook verklaarbaar. “Het watergebruik is nationaal geregeld, dat is je eigen soevereiniteit. En waar je soeverein in bent, dat bespreek je niet automatisch met je buren. Je hebt ook te maken met verschillende belangen, verschillende talen en verschillende culturen.”
Waterbalans
Gezien de urgentie is internationaal overleg over het watergebruik van de Maas noodzaak geworden, stelt Van der Ploeg. Een taak die op ministerieel niveau zou moeten worden opgepakt, aldus de RIWA-directeur. “Maar om niet alleen een roepende in de woestijn te zijn, zijn we vanuit de drinkwatersector met onderzoeksinstituut Deltares en Rijkswaterstaat begonnen om een internationale waterbalans voor de Maas te maken. Zo’n balans moet inzicht geven in wateraanvoer en watergebruik van het Maaswater in het hele stroomgebied, juist tijdens perioden van droogte en laagwater. Het is een instrument waarmee we de internationale dialoog willen aanslingeren.”
Voor de drinkwaterbedrijven is het cruciaal om precies te weten wat er in het Maasstroomgebied gebeurt dat van invloed kan zijn op de kwaliteit en beschikbaarheid van water, stelt Van der Ploeg. Dat betekent: hoeveel water stroomt er door de rivier, en hoeveel water komt er via alle zijrivieren in de Maas terecht? “Daarnaast moeten we ook veel meer weten over wateronttrekkingen en het watergebruik in het Maasbekken. Stel je voor dat er daadwerkelijk 40 procent minder Maaswater beschikbaar is, boven op de laagwaterafvoeren die we al hadden in de afgelopen droge jaren: wanneer en op welke locaties ontstaan er dan watertekorten? En wat kun je doen om het tekort aan te vullen?”
Transparantie
Het woord transparantie valt, precies zoals ook gebeurt in het debat dat RIWA voert over de waterkwaliteit. Daarin hamert de belangenorganisatie op transparantie bij het verlenen van vergunningen voor lozingen op het water. In de dialoog over het watergebruik dringt RIWA aan op openheid over het onttrekken van water aan de Maas: wie gebruikt wat? Dat inzicht is essentieel om te kunnen beoordelen of de huidige waterhuishouding al dan niet toekomstbestendig is, stelt Van der Ploeg.
“Die factor bepaalt immers voor een groot deel hoeveel water er uiteindelijk door de Maas blijft stromen. Dat betekent dat we vooral de waterintensieve activiteiten heel precies in kaart moeten brengen. Hoeveel Maaswater gebruikt de industrie, en hoeveel de landbouw? Denk daarbij ook aan vormen van ‘verborgen watergebruik’. Voor de intensieve veehouderij zijn immers grote hoeveelheden maïs, en dus Maaswater, nodig.”
De internationale waterbalans moet daar inzicht in geven. Basis voor de balans is het Riverbasin Simulation Mode (RIBASIM-model), dat watervraag en waterbeschikbaarheid aan elkaar koppelt. “In internationale context wordt het al veel gebruikt, in Indonesië, het Nijlstroomgebied, in Marokko, maar nog niet in Europa”, zegt Van der Ploeg. De RIWA-directeur schetst dat de internationale waterbalans voor het Maasstroomgebied nog dit jaar wordt gepresenteerd. Dat ligt er een fundament voor een internationaal beraad over de toekomst van de Maas en het watergebruik.
“De grootste verandering in 50 jaar tijd zit volgens mij het veranderende gebruik van het Maaswater. Tegenwoordig hebben we te maken met intensieve landbouw in delen van het stroomgebied, er zijn kerncentrales gebouwd, er gaan meer en grotere schepen door de rivier, en ruimtelijk is bovengrond van het Maasstroomgebied grotendeels bebouwd en verhard. Deze veranderingen hebben ook impact op de hydrologische situatie. Die is anders dan 50 jaar geleden”, stelt Joël Pansera, secretaris-generaal van de Internationale Maas Commissie (IMC).
“Tegenwoordig kijken we breder. Het gaat bijvoorbeeld ook om de natuur en de ecologie, en om de maatschappelijke belevingswaarde van de rivier. Beleidsmakers hebben aandacht voor de intrinsieke waarde van de rivier. Die scope is nieuw. We kijken met andere ogen naar de rivier”, aldus Aleksandra Jaskula, beleidsadviseur bij Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, die in haar bijdrage het Maasafvoer-verdrag uit 1995 als belangrijkste verandering noemt. Die overeenkomst heeft ervoor gezorgd dat er goede afspraken zijn over de waterverdeling bij lage afvoeren, stelt de beleidsadviseur.
Toekomst
En voor de toekomst: in 2030 stopt in Duitsland de winning van bruinkool en dat scheelt een slok op een borrel: In de grote bruinkoolmijn ‘Inden’ wordt tegenwoordig de grondwaterspiegel kunstmatig met wel 300 meter omlaag gebracht, waardoor er grondwater wegstroomt van de Maas. Na 2030 zal de grondwaterspiegel weer langzaam stijgen, maar zal er ook minder drainagewater op de Roer geloosd worden. De kwaliteit, temperatuur en ook de afvoer van het Roerwater zullen daarom mogelijk veranderen, schrijft onderzoeker Bernard Becker van Deltares.
“Met de gemiddelde afvoer van 250 m3/s die bij Luik voorbij stroomt kan iedereen prima uit de voeten”, zegt Van der Ploeg. “Maar als het veel meer wordt of heel erg veel minder, dan ontstaan er problemen. Bij afvoeren onder de 60 m3/s treedt de alarmfase in en onder de 30 m3/s de crisissituatie. Het Maasafvoer-verdrag regelt dan de verdeling van het Maaswater, waarbij het uitgangspunt een gelijk gebruik van water voor de economische doeleinden van beide landen is. Voor Nederland zeer waardevol gezien het belang van de Maas, maar niet in de laatste plaats ook voor Vlaanderen. Daar stroomt geen grote rivier doorheen. De Vlamingen zijn met een aftakking naar het Albertkanaal dan ook sterk afhankelijk van de aanvoer van Maaswater. Daarom is het goed dat de verdeling van het Maaswater in een afvoerverdrag tussen beide landen is vastgelegd."