Het dijkversterkingsbeleid van minister Mark Harbers heeft een beperkte blik, gericht op dijken zo goedkoop mogelijk versterken tot 2050. De minister neemt daarbij de zogeheten meerlaagsveiligheid, het uitgangspunt van het waterveiligheidsbeleid, in de praktijk nauwelijks mee. Dat schrijft de Algemene Rekenkamer in een onderzoek naar de waterveiligheid in Nederland, weergegeven in het rapport Voorbij de dijk.
De bescherming tegen overstromingen áchter de dijk, een onderdeel van de meerlaagsveiligheid, komt in Nederland moeilijk van de grond, stelt de Rekenkamer. “Dat hebben diverse onderzoeken al aangetoond.” Ze onderzocht hoe dit komt en hoe de minister van Infrastructuur en Waterstaat hier beter op kan sturen.
Voor haar onderzoek onderzocht de Rekenkamer 25 dijkversterkingsprojecten (40 procent van de projecten die in 2022 liepen). Daaruit bleek dat dijkbeheerders in maar 5 procent van de projecten maatregelen nemen om de gevolgen van overstromingen te beperken, door bijvoorbeeld een overloopgebied of een binnendijk aan te leggen.
Draagvlak
Op zoek naar de oorzaken stelde de Rekenkamer vast dat in de praktijk draagvlak voor dijkbeheerders doorslaggevend is. “Als bewoners het niet eens zijn met het project, kunnen zij de dijkversterking flink vertragen. Dat levert risico’s op voor waterveiligheid. Dus zoeken waterschappen en Rijkswaterstaat naar oplossingen met veel draagvlak.”
En dat betekent dat maatregelen om de gevolgen van een overstroming achter de dijken te beperken vaak achterwege blijven, omdat bewoners deze ingrepen niet zien zitten. Dit terwijl bescherming tegen overstroming steeds belangrijker wordt, omdat de kans daarop toeneemt door de klimaatverandering, stelt de Rekenkamer.
“We zagen ook dat maatregelen achter de dijk alleen maar kunnen als beheerders samenwerken met provincies, gemeenten en andere partijen zoals Staatsbosbeheer. Dat kost veel tijd en overleg, en daarom gebeurt het vaak niet”, aldus het rapport.
Naast draagvlak spelen kosten een belangrijke rol, aldus de Rekenkamer. “Hier stuurt de minister sterk op. We zagen dat het voor dijkbeheerders erg lastig is om een goede inschatting te maken van de kosten van gevolgbeperkende maatregelen, achter de dijk. En dat het versterken van een dijk die er al ligt, vaak goedkoper is dan het nemen van compleet nieuwe maatregelen in de rivier, of achter de dijk. In ieder geval geldt dit tot 2050.”
Meerlaagsveiligheid
In de conclusies stelt de Rekenkamer dat de minister er niet voor heeft gezorgd dat de meerlaagsveiligheid, het uitgangspunt van het waterveiligheidsbeleid, kan worden uitgevoerd. “Zo heeft de minister geen eisen opgesteld voor schadebeperking achter de dijk, heeft hij geen kennis ontwikkeld over (de kosten en baten van) andere maatregelen dan dijkversterking. Ook zorgt hij niet voor een goede afstemming tussen de verschillende partijen die verantwoordelijk zijn voor de ruimtelijke ordening en crisisbeheersing.”
De Rekenkamer stelt dat de bewindsman werk moet maken van de uitwerking van meerlaagsveiligheid in zijn beleid, door verder vooruit te kijken, voorbij 2050. En hij moet breder kijken, voorbij de dijk, naar ‘waterkerende landschappen waarin bescherming tegen over stromingen een samenspel is van maatregelen voor, op én achter de dijk'.
MEERLAAGSVEILIGHEID
De ‘meerlaagsveiligheid’ is sinds 2009 het uitgangspunt van het waterveiligheidsbeleid. Het bestaat uit drie beschermingslagen. Laag één richt zich op preventie (versterken dijken of verbreden van rivieren). De tweede laag richt zich op ruimtelijke inrichting achter de dijken die de gevolgen beperken als een dijk doorbreekt of overloopt. De derde laag betreft crisisbeheersing (rampenbeheersing, evacuatieplannen).
De ‘Beleidstafel wateroverlast en hoogwater’ stelde eind 2022 in zijn eindadvies dat het principe van meerlaagsveiligheid moet worden uitgebreid van drie naar vijf lagen: aan preventie, gevolgbeperking en crisisbeheersing moeten waterbewustzijn en herstel worden toegevoegd.