In de afgelopen decennia is de Living Planet Index van Nederland, een graadmeter voor biodiversiteit, met gemiddeld 13 procent toegenomen. Dat komt vooral door een groeiend aantal diersoorten in zoetwater en moeras, zo blijkt uit een overzicht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op het land is juist een sterke afname te zien.
Biodiversiteit is een belangrijk onderdeel van de Europese Green Deal, die de vorige Europese Commissie vijf jaar geleden presenteerde. De Green Deal bestaat uit afspraken op het gebied van klimaat, natuur en milieu, zoals het verminderen en uiteindelijk stoppen van de uitstoot van broeikasgassen. In het Dashboard Green Deal laat het CBS zien hoe Nederland ervoor staat.
Om de biodiversiteit te meten, hebben de statistici de Living Planet Index (LPI) gebruikt, net zoals het Wereld Natuur Fonds dat op mondiale schaal doet. Deze index geeft de gemiddelde trend weer van de populatieaantallen van bijna alle soorten broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen, en van een groot deel van de soorten zoogdieren en zoetwatervissen.
Daarnaast hebben ze de ontwikkeling berekend van dieren die leven in zoetwater en moeras en van dieren die leven op het land.
Betere waterkwaliteit
Gemiddeld is de Nederlandse LPI sinds 1990 met 13 procent toegenomen, zo blijkt uit het nieuwste overzicht. Dat komt door de soorten van zoetwater en moeras, die gemiddeld met 89 procent zijn toegenomen.
Volgens het CBS is dat vooral te danken aan de betere waterkwaliteit, waardoor bijvoorbeeld de otter geherintroduceerd kon worden. Ook wijzen de onderzoekers op natuurherstel, meer moeras en de verandering van het klimaat, die voor sommige soorten van zoetwater en moeras juist gunstig is.
Verdroging
Voor het land geldt een ander verhaal: sinds 1990 zijn de populaties hier met 27 procent gedaald. Dit komt vooral door de afname van soorten in open natuurgebieden, zoals heide en duinen, en in het agrarisch en stedelijk gebied.
In open natuurgebieden gaat het om een afname van maar liefst 55 procent. Belangrijke oorzaken zijn een hoge stikstofdepositie, verdroging en versnippering van leefgebieden.
Kenmerkende soorten van het bos, zoals de appelvink, zijn sinds het begin van de 21e eeuw wel weer toegenomen. Volgens het CBS komt dat onder andere doordat er nieuwe bossen zijn aangelegd, bestaande bossen ouder worden en er meer variatie is in de opbouw.
Grutto
In het agrarisch gebied namen soorten als de grutto en de kievit gemiddeld af met 45 procent. Een belangrijke oorzaak hier is de intensievere landbouw, waarbij meer mest gebruikt wordt, vroeger gemaaid wordt en er minder randen en hoekjes met bloemen zijn waar insecten op af komen.
Voor vogels in stedelijk gebied wordt de trend sinds 2007 gemeten. Vanaf toen zijn de populaties achteruitgegaan, vooral in parken en struiken. Het aantal merels bijvoorbeeld nam met 30 procent af.