Dijkversterkingsprojecten moeten scherper worden aangestuurd op doelmatigheid en kostenbeheersing. Dat schrijft minister Barry Madlener van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer. De bewindsman wil hierover nadere afspraken maken.
De brief is gebaseerd op de evaluaties van de Waterwet en de subsidieregeling en herijking van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Er is een reeks aan rapporten geproduceerd.
Uit een analyse van de waterveiligheidsnormen blijkt dat de meeste normen van dijktrajecten passend zijn, schrijft Madlener. “In 2025 wordt er in overleg met betrokken partijen besloten of het nodig is om voor sommige trajecten een nieuwe norm in te stellen.”
Kennisinstituut Deltares heeft 237 dijktrajecten bekeken. 22 daarvan, de zogeheten ‘voorliggende keringen’, zoals de Afsluitdijk, Maeslantkering en Oosterscheldekering, zijn apart onderzocht.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat er voor het grootste deel van de 215 dijktrajecten geen aanleiding is om de hoogte van de normen aan te passen. Op de Waddeneilanden mogen voor ‘in ieder geval’ acht van de tien trajecten de normen minder streng worden. Dat geldt ook voor trajecten in de Maasvallei en twee trajecten langs de Hollandse IJssel en twee langs de Waal (Betuwe).
Belangrijke conclusie die de minister trekt uit de technische evaluatie: ‘Toepassing van een landelijk consistente systematiek is van groot belang bij het bepalen van de normering’.
HWBP
De bekostiging van het HWBP is structureel geborgd door Rijk en waterschappen met de afgesproken verdeelsleutel: 50-50 procent. Maar nog niet geborgd is hoe om te gaan met hogere kosten dan in 2014 voorzien. Duidelijk is dat de kosten voor het HWBP stijgen. Op basis van de landelijke beoordelingsronde vorig jaar is geraamd dat de versterking van 1.400 kilometer dijk tussen de 14 en 23 miljard euro gaat kosten. Dat is ruim meer dan de 12 miljard euro die nu beschikbaar is. Over het tekort tot 2050 dienen ‘later nadere afspraken gemaakt te worden’, schrijft Madlener in de Kamerbrief.
Maar het bekostigingsprobleem speelt al eerder. Voor de projecten in de huidige programmering is berekend dat er tussen 2030 en 2036 al circa 2,5 miljard euro extra nodig is. De waterschappen hebben aangegeven hiervoor 1,25 miljard euro op tafel te willen leggen, maar wel onder voorwaarde dat het Rijk hetzelfde bedrag bijlegt, in lijn met de verdeelsleutel.
Daar is in Den Haag nog geen klap op gegeven. Ook hierover schrijft Madlener dat er ‘nog afspraken gemaakt moeten worden’. Maar dat doet hij wel met de vaststelling dat ‘het Rijk staat voor zijn wettelijke verantwoordelijkheid om ook zijn bijdrage te leveren om de waterveiligheidsdoelen in 2050 te halen’. “De rijksbijdrage voor het financiële knelpunt in deze periode wordt daarom meegewogen in het reguliere begrotingsproces en de daarmee samenhangende besluitvorming.”
De bewindsman wil dit jaar een en ander hebben vastgesteld en stelt de Kamer in het vooruitzicht dat ze eind dit jaar op de hoogte wordt gebracht van de financiële en bestuurlijke afspraken over het HWBP voor de middellange en lange termijn.