Het gaat in Nederland in het algemeen goed met vogels die bij voorkeur in moeras- en zoetwatergebieden broeden. De omvang van de populaties van 59 soorten is sinds 1990 gemiddeld bijna verdrievoudigd. De soorten Cetti’s zanger, grote zilverreiger en brandgans zijn het sterkst toegenomen.
Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Zij hebben een overzicht gemaakt van hoe het gaat met de 185 inheemse soorten die in Nederland broeden. De ontwikkeling van de populaties wordt gevolgd met tellingen die Sovon coördineert in het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM).
Het algemene beeld is vrij positief, al zijn er aanzienlijke verschillen tussen gebieden en soorten (zie kader aan het eind). De populaties van broedvogels waren in 2023 gemiddeld ruim 28 procent groter dan in 1990. De aantallen van 92 van de 185 soorten zijn toegenomen en van 83 soorten afgenomen. Verder bleven 9 soorten stabiel, terwijl de trend van 1 broedvogel onzeker is.
De gemiddelde toename is vooral toe te schrijven aan soorten die voor het eerst of opnieuw in ons land zijn gaan broeden. Voorbeelden zijn de zeearend, oehoe, grote en kleine zilverreiger, kraanvogel en Cetti’s zanger.
Volgens de onderzoekers van het CBS en Sovon kunnen er verschillende redenen zijn of een soort in aantal toe- of afneemt. Dat hangt af van veranderingen in onder meer de kwaliteit van het leefgebied van de soort, het klimaat en het weer, de beschikbaarheid van voedsel en het broedsucces. Ook kan er uitzonderlijke sterfte zijn door bijvoorbeeld de vogelgriep.
Gestage stijging sinds 1990
Vooral met broedvogels in moeras en zoet water gaat het crescendo. Sinds 1990 is er een gestage stijging te zien (zie figuur). De populaties van 59 soorten die bij voorkeur in deze leefgebieden broeden, zijn in ruim 30 jaar tijd met bijna een factor 3 toegenomen.
Cetti’s zanger, grote zilverreiger en brandgans zijn de drie soorten waarbij de sterkste toename wordt gesignaleerd. Zij zijn relatieve nieuwkomers als broedvogel. De brandgans en ook een andere stijger als de grauwe gans overwinterden in het verleden voornamelijk alleen in Nederland, maar broeden hier tegenwoordig ook veelvuldig.
Niet met alle soorten gaat het echter goed, zo blijkt uit een uitsplitsing: toename bij 36 soorten, afname bij 18 soorten, 4 soorten stabiel en bij 1 soort een onzekere trend. De populaties van de buidelmees, blauwe kiekendief en grote karekiet zijn duidelijk achteruitgegaan.
Verschillende redenen voor positieve trend
Twee processen hebben een grote invloed op de in het algemeen positieve trend bij broedvogels in moeras- en zoetwatergebieden volgens een nadere toelichting in het Compendium voor de Leefomgeving. Ten eerste is er successie van moeras naar moerasbos. Dat is gunstig voor soorten als de blauwborst en rietzangers die gebruikmaken van struiken, ruigten en jonge bossen in moerassen, bijvoorbeeld de blauwborst en de rietzangers.
Ten tweede worden de herstel- en uitbreidingsmaatregelen voor moeras en open water genoemd, die de afgelopen 30 jaar zijn genomen. Tegenwoordig gaat het vooral om natuurontwikkelingsprojecten, vaak in combinatie met het realiseren van waterberging. Veel moerasvogels profiteren van zulke maatregelen.
Er zijn nog andere redenen. Zo hebben de broedvogels baat bij de verbetering van de waterkwaliteit. De krooneend, een voedselspecialist van kranswieren, heeft bijvoorbeeld duidelijk geprofiteerd van herstel van waterplantvegetaties. Ook klimaatverandering wordt aangehaald. Een gevolg van de zachtere winters is dat er minder ijsvogels en graszangers sterven.
AANZIENLIJKE VERSCHILLEN
Met de broedvogels van moeras en zoetwater mag het dan wel goed gaan volgens de cijfers van het CBS en Sovon, bij broedvogels in andere gebieden is het beeld vaak minder gunstig. In het kort:
- Stadsvogels nemen gemiddeld genomen in aantal af sinds 2007. Dit geldt met name voor vogelsoorten van open groen in de stad en van park, bos en struweel. Bij de soorten van water en moeras zoals krakeend is er wel een toename.
- De populaties van boerenlandvogels zijn in doorsnee met 45 procent afgenomen, ondanks de inzet van agrarisch natuurbeheer voor deze groep. De vermindering geldt vooral voor soorten van het open boerenland, zoals grutto, kievit en scholekster.
- De populaties van de broedvogels van de duinen (19 soorten) verminderden tussen 1990 en 2023 met gemiddeld bijna 40 procent. Dit vond vooral plaats voor 2010. Sindsdien is er sprake van herstel, mede door diverse maatregelen.
- Bij de 12 voor heide kenmerkende broedvogels is er eveneens een vermindering met 40 procent. En ook hier is vanaf 2010 wat herstel te zien.
- De 27 soorten bosvogels zijn met gemiddeld 11 procent toegenomen. Dat geldt met name voor appelvink, vuurgoudhaan en raaf. Sperwer en fluiter zijn de grootste dalers.