Met praktijkproeven op een overbodig geworden stukje IJsseldijk onderzoeken Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDODelta) en kennisinstituut Deltares het proces van ‘opbarsten’ bij hoogwater. Daarover is nog weinig bekend.
Door de aanleg van een nieuwe dijk bij het Reevediep is een deel van de IJsseldijk bij Kampen niet meer in gebruik als primaire kering. Deze ‘oude dijk’ biedt daarmee volgens WDODelta een unieke kans om grootschalige proeven op uit te voeren.
Dat gebeurt deze zomer met twee ‘opbarstproeven’, die meer inzicht moeten verschaffen in het proces van opdrijven en opbarsten. Als de grond nabij een dijk bij hoogwater omhoog wordt gedrukt en openbarst, wordt de dijk instabiel en schuift de helling ervan dijk af. Ook kan er zand van onder de dijk naar het oppervlak komen, waardoor de dijk in elkaar kan zakken.
Volgens Deltares en WDODelta bestaat er nog onvoldoende kennis over hoe dat zogenaamde ‘opbarsten’ precies werkt. Daarom rekenen dijkenbouwers met conservatieve aannames om de sterkte van de dijk te bepalen en zo voldoende veiligheid te garanderen.
Dichter bij de werkelijkheid
Het overbodige stukje dijk bij Kampen biedt de mogelijkheid om dit proces in de praktijk te onderzoeken. Dat gebeurt onder de noemer ‘Opbarsten bij dijken’, als onderdeel van het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).
"Als je veiligheidshalve conservatief gaat rekenen, dan moeten we kilometers dijk afkeuren", zegt technisch manager Bert Koster van WDODelta. "De dijk wordt mogelijk onterecht ‘kapot’ gerekend. Met deze onderzoeken proberen we dichter bij de werkelijkheid te komen. De verzamelde kennis kunnen dijkprofessionals gebruiken bij het beoordelen van dijken en bij dijkversterkingen."
Voorafgaand aan de praktijkproeven is al literatuuronderzoek verricht, de grondopbouw op de proeflocatie onderzocht en de waterdoorlatendheid gemeten. Daarnaast is de dijk op kleine schaal nagebouwd en – met verschillende variaties in bodemopbouw en deklaag – getest in de GeoCentrifuge van Deltares.
Infiltratiebuizen
De eerste praktijkproef is deze week begonnen. Via acht infiltratiebuizen in de ondergrond rond een vak van 20 bij 30 meter wordt het grondwaterpeil kunstmatig verhoogd. De grondwaterdruk op de kleiige deklaag achter de dijk neemt daardoor langzaam toe en laat deze opdrijven.
Bij de tweede proef, die op 14 augustus start, ligt de focus op het opdrijven van de deklaag en het afschuiven van de dijk. Over een lengte van 100 meter wordt de ondergrond van de dijk belast door water te infiltreren. Ook de dijkkern wordt met water verzadigd. Daardoor gaat de deklaag van het gebied voor de dijk opdrijven en wordt de dijk zo instabiel dat deze gaat afschuiven, aldus het waterschap.
Vanaf september worden de proeven geanalyseerd, eind volgend jaar worden de resultaten verwacht.