De zeespiegelstijging zal eerder in de tijd invloed hebben op de beschikbaarheid van zoetwater dan op de waterveiligheid. Er is in Nederland meer water nodig voor de bestrijding van verzilting, waardoor de zoetwatervoorziening kwetsbaarder wordt. Dat blijkt uit een overzicht van de tussenresultaten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.
In het najaar verschijnt de tussenbalans van het kennisprogramma dat in 2019 is gestart en tot en met 2026 duurt. Met de nu gepubliceerde tussenresultaten wordt daarop al vooruitgelopen. Minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat stuurde hierover maandag een brief aan de Tweede Kamer. Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging richt zich primair op de effecten van zeespiegelstijging op de waterveiligheid (kustfundament, waterkeringen) en de zoetwatervoorziening (verziltingsproblematiek).
Het overzicht gaat alleen over de eerste resultaten bij de onderzoeken in het kader van het tweede spoor (van de vijf) van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. In dit spoor is de afgelopen jaren beter in beeld gebracht wat de effecten van de stijging van een zeespiegel – halve, een, twee, drie en vijf meter – zijn op het huidige systeem voor zoetwaterbeschikbaarheid en waterveiligheid. Er is nog niet specifiek bepaald wanneer deze effecten optreden. Hiernaar wordt later gekeken aan de hand van nieuwe scenario’s waarmee het KNMI in het najaar komt.
Grotere zoetwateropgave
In de onderzoeken wordt geconstateerd dat de zeespiegelstijging eerder in de tijd van invloed zal zijn op de zoetwaterbeschikbaarheid dan op de waterveiligheid, schrijft minister Harbers. “De huidige zoetwateropgave wordt door zeespiegelstijging vergroot door toename van verzilting. Uit de resultaten blijkt ook dat de toename van perioden van lage rivierafvoeren en droogte een groter effect heeft op de verzilting dan zeespiegelstijging.”
De waterveiligheid wordt de komende decennia vergroot met het lopende Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Volgens de minister blijkt uit de onderzoeksrapporten dat met de huidige aanpak de waterveiligheid op de langere termijn kan worden gehandhaafd.
De bestaande strategie biedt een goede basis voor de toekomst. “Daarvoor is wel blijvende en toenemende investering in waterveiligheid nodig en dit vraagt ook de nodige ruimte rond keringen. De uitvoerbaarheid van deze opgave is een belangrijke randvoorwaarde en nog niet nader beschouwd.” Harbers trekt deze conclusie: “Dit betekent evenwel dat een strategie in het verlengde van de huidige aanpak potentieel kansrijk is bij het verkennen van de opties voor de lange termijn.”
Resultaten per thema
In een bijlage bij de Kamerbrief wordt de hoofdlijlijn van de tussenresultaten geschetst voor drie thema’s: waterbeschikbaarheid, spuicapaciteit en waterveiligheid.
* Effect van zeespiegelstijging op waterbeschikbaarheid
Er is meer zoet water nodig voor verziltingsbestrijding, zowel in het hoofdwatersysteem als in de regionale watersystemen. De zoetwatervoorziening wordt daardoor kwetsbaarder. Hierbij komt nog een andere ontwikkeling: klimaatverandering zorgt voor intensere en langere periode van lage rivierafvoeren, droogte en hoge verdamping. Dit leidt tot minder wateraanbod en meer watervraag. De gevolgen waren de voorbije jaren al te merken, vooral in 2018 en 2022.
Voor een aantal watersystemen geldt dat de watervraag voor watergebruik en verziltingsbestrijding hoger wordt dan de capaciteit van de kunstwerken (bijvoorbeeld pompen) en het watersysteem om water aan te voeren. Er is onverminderd aandacht nodig voor het tegengaan van verzilting bij sluizen, bijvoorbeeld bij de uitbreidingsplannen van sluis Kornwerderzand in de Afsluitdijk.
* Effect van zeespiegelstijging op spuicapaciteit
Dit is voor het IJsselmeer en Volkerak-Zoommeer onderzocht, omdat hier een bepaalde spuicapaciteit nodig is om zout water weer uit het systeem te halen. Het overtollige water uit deze gesloten systemen wordt momenteel voornamelijk onder vrij verval naar zee afgevoerd; alleen bij het IJsselmeer zijn er tevens pompen. Vanaf een halve meter zeespiegelstijging is vrij verval echter bijna niet meer mogelijk en dat vraagt om veel meer pompcapaciteit. Dit is ook belangrijk om wateroverlast voor de omringende gebieden te voorkomen.
* Effect van zeespiegelstijging op waterveiligheid
Zeespiegelstijging zorgt voor meer erosie van de zandige kust. Om de kust op de huidige plek te houden, is de totale sedimentbehoefte tot en met 2200 ongeveer 3 miljard kubieke meter (m3) bij 1 meter zeespiegelstijging, 5,2 miljard m3 bij 3 meter en 11,7 miljard m3 bij het extreme scenario van 5 meter. Ter vergelijking, bij voortzetting van het huidige volume van zandsuppletie zou het gaan om circa 2 miljard m3. Het is in de toekomst mogelijk ook nodig om grotere delen van het kustfundament, zoals de eilandkoppen van de Zuidwestelijke Delta, mee te laten groeien met behulp van suppleties. Verder is meer zand in de duinen nodig om het achterland veilig te houden, maar dat kan vooral op natuurlijke wijze.
Door de zeespiegelstijging moeten dijker hoger en breder worden. De extra opgave is gebiedsafhankelijk. De huidige strategie voor waterveiligheid kan worden doorgezet tot een zeespiegelstijging van minimaal 3 meter. Belangrijke aanname hierbij is dat de Rijn-Maasmonding en de Oosterschelde afsluitbaar-open blijven en dus de huidige stormvloedkeringen vervangen worden. Bij 3 meter zeespiegelstijging in 2200 zijn de jaarlijkse nominale kosten na 2050 bijna anderhalf keer het huidige HWBP-budget per jaar.