Vewin, de vereniging van Nederlandse drinkwaterbedrijven, is ontevreden met de manier waarop de aanpak van bodemverontreiniging wordt vastgelegd in de Omgevingswet en de Aanvullingswet Bodem.
Op verzoek van Vewin analyseerde de Universiteit Utrecht de wetgeving die het Ministerie van Infrastructuur en Milieu nu voorstelt en die naar verwachting in de tweede helft van dit jaar in de Tweede Kamer wordt besproken. Uit het onderzoek blijkt volgens Rob Eijsink van Vewin dat de wetgeving onvoldoende duidelijk maakt wie verantwoordelijk is als een waterwinning wordt bedreigd door bodemverontreiniging door bronnen uit het verleden – nog steeds een grote bedreiging voor drinkwatervoorziening.
Eijsink noemt het nieuwe wetsvoorstel zelfs een verslechtering ten opzichte van de huidige Wet Bodembescherming. "De nieuwe wet besteedt nauwelijks aandacht aan de bescherming van drinkwaterbronnen tegen bodemverontreiniging. Het ontbreekt aan concrete verplichtingen en instrumenten om drinkwaterbronnen te beschermen, slechts het beheren en beheersen van verontreinigingen staat centraal. Terwijl de wet die nu gaat vervallen wel een uitgebreid instrumentarium biedt om op te treden bij bodemverontreinigingen."
Vewin dringt er dan ook op aan dat het in wetsvoorstel wordt geregeld dat overheden handelend op moeten treden als het grondwater voor de drinkwatervoorziening wordt bedreigd. "Anders dreigt het grondwater in de toekomst onvoldoende beschermd te worden tegen verontreinigingen."
Lees hier het rapport van de Universiteit Utrecht