Een glanzende bosbeek strekt zich bochtig voor me uit. “Het water meandert langs de bomen, zoals iemand die leert fietsen”, zeg ik tegen mijn gezelschap, een collega-waterschapper. “Een beek meandert niet”, antwoordt hij, en legt uit: “Meandering van het water ontstaat door korrelvorming van het zand. Dat betekent dat een rivier meandert. Een beek niet. Daarom zeggen we ‘kronkelen’.”
door Phebe Kloos
Zijn reactie lijkt een knullige semantische discussie, maar is genuanceerder. De woorden die je kiest vertalen de situatie zoals jij hem beleeft. Zo staat bijvoorbeeld het woord ‘water’ in Nigeria voor ‘leven’. Ook in Nederland spiegelen de woorden je culturele houding. Neerslag kan iemand duiden met ‘regenwater’ of ‘hemelwater’. Gebruikt iemand hemel(s)water, dan heeft die persoon waarschijnlijk een christelijke verwevenheid/bron.
In de sociale wetenschap noem je dat ook wel het verschil tussen een etic of een emic term. Een etic term is vanuit een extern perspectief bekeken, emic vanuit een lokaal perspectief. Etic is daarbij ‘neutraal’, wat we lezen in de Van Dale. Zo omschrijft het woordenboek ‘neerslag’ als water dat in vaste of vloeibare toestand op de aarde valt. Het woord hemelwater kent de Van Dale niet, dat is een subjectief woord. Als je dus goed luistert, kunnen de woorden van je gesprekspartner je prachtig tonen hoe deze zich ergens tot verhoudt.
Voor waterliefhebbers is goed luisteren naar taal een feestje. Ons Nederlands is doordrenkt met water. Toen ik me onderdompelde in de watersector, was dit het eerste dat me opviel. Dankzij de woorden die ik leerde kennen, leerde ik water beter kennen. Zo zag ik ineens dat water diverse verschijningsvormen heeft, dankzij woorden als oppervlaktewater en grondwater.
GeenStijl noemt Vitens de H2O-boer van één van de natste rivierdelta’s ter wereld die ons een dikke rekening wil sturen
Tegelijkertijd kan diversiteit in taal gebruikt worden om te framen, denk aan het verschil tussen gewasbeschermingsmiddel of bestrijdingsmiddel. Deze woorden beïnvloeden hoe jij het landschap beleeft, als een plek die wordt beschermd of een plek waar strijd wordt gevoerd. Het is wat dat betreft zinnig om als watersector te bepalen wanneer ‘wateroverlast’ wordt gebruikt. En misschien moet de term ‘afvalwater’ ook worden herzien.
De door Vitens geopperde term ‘comfortwater’, gemunt om het goede gesprek te voeren over een extra belasting voor een autowasbeurt of gevuld (opblaas)zwembad in droge tijden, dreigt in het water te vallen. Volgens Van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon gaat er iets mis met het woord ‘comfort’. Comfort is een Engels woord (luxe was Nederlands geweest) waar het gebruikt wordt in de betekenis van troost. Comfortwater associeert hij dan ook met sterke drank. Troostrijk vocht zullen ze bij Vitens wel nodig hebben, want de tegenaanval framed terug: GeenStijl noemt Vitens de H2O-boer van één van de natste rivierdelta’s ter wereld die ons een dikke rekening wil sturen.
Net als water is taal fluïde, dynamisch en vormend. Taal maakt de realiteit en vormt hoe we die realiteit ervaren. Omdat het omgekeerde ook waar is, is taal ook een kans – het kan je gedrag veranderen. Ik kan het niet zuiverder verwoorden dan filosoof Donna Haraway (in haar eigen taal, want in vertaling kunnen dingen verloren gaan): It matters which stories tell stories, which concepts think concept. Word-making = world-making. Het is belangrijk om bij die taalkracht stil te staan, al kan dat lastig zijn. Voor de betovering van een bosbeek zijn immers geen woorden.
Phebe Kloos is antropoloog, met als specialisme mens-water relaties en schrijft een column in het vakblad