Ik voel me heel wat. Voor het eerst durf ik over te zwemmen. Ik fietste langs de Rijn, pardon Neder-Rijn, tot deze gedachte me overviel. Me zo overviel, dat ik er even voor afstapte. Nu omklemmen mijn handen het stuur en tuur ik over het gezonken water.
door Phebe Kloos
Vroeger, toen ik dagen met vrienden in de strandjes hing, was het een dingetje wie naar de overkant durfde. Sammie had ‘m al een paar keer overgezwommen. Joost was zelfs van de John Frostbrug afgesprongen. En kende iemand die óver zijn brugbogen was gelopen. Ik durfde niks. Waarschuwingen over sterke stromingen en draaikolken hielden mij tot de navel in de baai.
En nu is daar ineens het hoogmoedige gevoel dat ik het kan. Dat ik mijn verlangen kan realiseren. De waterstand is krankzinnig laag en de overkant meters dichterbij. Het beetje water ligt rimpelloos te dobberen. Kreukvrij als moeders’ was. En net zoals haar strijkbout geen sok overslaat, is het tot en met het middenkanaal een platte bedoeling.
De duizend kilometer lange waterweg is tam. Grote binnenvaartschepen blijven weg. Het pondje staat op te drogen. De woonboten gaan achter de heg kopje onder. De trapbrug naar de aangemeerde boot voor me heeft zo’n steile gang gekregen dat ik er spontaan hoogtevrees van krijg.
Wat zou het heerlijk rustig zijn voor de graskarper, de roofblei, de regenboogforel en de bever. Alhoewel, aan de overkant heeft het wegtrekkende water recreatiekansen blootgelegd. Tientallen strandjes trekken de Arnhemmers over de brug. Arnhem-Zuid was nog nooit zo dichtbij. Elke inham haar eigen muziekgenre.
Dan valt mijn oog op een watereiland. Achter een van de inhammen ligt nog water. Het is de inham van de voormalige scheepswerf. Het bootje dat daarop dobbert is ingesloten door land. Het is een vreemd gezicht. Dat ik daar kan lopen, betekent dat de boot daar niet kan varen. Dat vissen daar opgesloten zitten. Met de zon als een dreigende föhn boven zich.
Ik denk aan mijn collega van Waterschap Vallei en Veluwe, die vertelde dat de visambulance in de weer is geweest in de beken nabij de Veluwe. Met emmertjes worden beekprikken en andere vissen die op de rode lijst staan van verdroging gered. Wat is de volgende stap? Dat we heel de rivier kunnen bewandelen?
Mijn bravoure is compleet verdampt. De Rijn is tam. De spanning weggesijpeld. Ik sta hier niet met een behoefte voor hoogwaterbescherming. Ik sta sneu genoeg op de kade met hoogtevrees. En het enige dat ik nog verlang is dat ze gauw weer kolkend door ons leven stroomt.
Phebe Kloos is werkzaam bij Waterschap Vallei en Veluwe