De wijze waarop het Grevelingenmeer nu wordt beheerd, zorgt voor snelle verdere verzilting van Schouwen-Duiveland, stelt waterbouwkundige Wil Lases. De verwoestende impact van het zoute meer op de leefbaarheid van Zeeuwse eiland is niet bepaald in beeld. Er moet daarom spoedig een ommekeer in denken en handelen komen.
door Wil Lases
Het Deltapan voorzag in duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening door zoete Zeeuwse meren. Nu is het geplande ‘Zeeuwse meer’ (Oosterschelde-Zijpe) er nooit gekomen, vanwege de aanleg van een stormvloedkering.
Het Grevelingenmeer is wel gerealiseerd en zou als belangrijke zoetwaterbuffer de steeds verder oplopende verzilting terugdringen en tevens bijdragen aan de zoetwatervoorziening.
Vanwege het sterk verontreinigde Rijnwater werd indertijd de verzoeting uitgesteld. Men verloor het grote geheel en de consequenties voor de leefbaarheid uit het oog en zo kon het gebeuren dat ruim veertig jaar is nagelaten om met een zoet meer weerstand te bieden tegen verzilting.
Juist door die toename van verzilting in combinatie met langere droogteperiodes, gaat het landelijk waterbeleid steeds meer de nadruk leggen op het vasthouden van zoet water. Vooralsnog stroomt een overmaat aan ongebruikt zoet water via het Haringvliet in zee, ruim voldoende voor verzoeting en een flexibel beheer van het Grevelingenmeer.
Zoet of zout
De wijze waarop het Grevelingenmeer nu wordt beheerd zorgt voor de meest snelle verdere verzilting van Schouwen-Duiveland. De verziltingsdruk is gemaximaliseerd door een zo hoog mogelijk zoutgehalte en het blokkeren van de voorheen aanwezige invloed van rivierwater. Maar de mens kan alleen leven in een zoet milieu en tijdelijk in een zout milieu als alles vanuit een zoet milieu wordt aangereikt.
Aantasting van de leefbaarheid door verzilting wordt het eerst gevoeld bij de productie van ons primaire voedsel. De boeren in Zeeland zien hun opbrengsten snel dalen. Dit is de ultieme waarschuwing, want ook de overige bewoners en de natuur zullen er door geraakt worden.
Met het verder stijgen van de zeespiegel zal een zout Grevelingenmeer meestijgen, wat de verziltingsdruk op het grondwater nog verder versterkt.
De Grevelingen is in wezen een geïsoleerd zeeaquarium, strategisch beschermd door een discutabele Natura 2000-nominatie
Waarom een kunstmatige zout meer?
Met het vasthouden aan de keuze voor zout offert de provincie Zeeland met name Schouwen-Duiveland op. In plaats van het buitensporig ophemelen van het zoute milieu en het zo goed als onbespreekbaar houden van verzoeting, is het beter om de situatie objectief te bezien.
De Grevelingen is in wezen een geïsoleerd zeeaquarium, strategisch beschermd door een discutabele Natura 2000-nominatie. Dat vormt geen fysieke, maar wel een papieren hindernis.
Vanwege een periodiek verschijnsel van een zuurstofloze onderlaag ontwikkelt het meer zich niet naar wens van betrokken biologen. Die willen daarom uiterst kostbare aanpassingen met een 10x zo grote getijdensluis als de Brouwerssluis. Dit op grond van voorbarige conclusies van een onderzoek, waarbij de noodzakelijke specialistische waterloopkundige kennis ontbrak.
Nadere wetenschappelijke analyse toont aan dat men geen idee heeft hoe de interne waterbeweging gaat reageren en dat het zeker is dat de zuurstofloze laag op deze wijze niet zal verdwijnen. De voorgenomen plannen zullen bovendien het kustfundament, tegen de natuurlijke vorming van de Voordelta in, aantasten en zorgen voor een levensgevaarlijke situatie voor de vrije recreatie aan de zeezijde.
Er is op aarde een overvloed aan zoutwatermilieus (97 procent van alle water is zout). Een zout meer voegt niets toe. Zout houden is een exclusieve hobby, die niet aan de verwachtingen kan voldoen en die veel overheidsgeld zal blijven vergen met negatieve kanten in groter verband. En dat terwijl een zoet meer de biodiversiteit in het palet van Zeeuwse wateren enorm zou doen toenemen.
Uitstel van executie
Ten opzichte van natuurlijke aanvoer is een kunstmatig aanvoersysteem meer kwetsbaar, begrensd en minder duurzaam. Leidingen, die dwars door andere eilanden (Overflakkee of St.-Philipsland) naar Schouwen-Duiveland worden aangelegd vergen acceptatie, onteigening van grond, onderhoud en blijvende toegankelijkheid.
Het is een eigen systeem met opvoerstations om overal voldoende druk te kunnen hebben. Bij wateronttrekking aan het Schelde-Rijnkanaal spelen tevens nautische aspecten. Deze vorm van zoetwateraanvoer is gericht op de landbouw en niet op andere functies die eveneens onder verziltingsdruk staan.
Juist in de meest precaire perioden van landelijk zoetwatertekort, dient er overal garantie te zijn voor de beschikbaarheid van zoet water. Aanvoer via pijpleidingen verzoet alleen de bovengrond, terwijl de verzilting van onderaf voortgaat.
Een kunstmatige zoetwateraanvoer is slechts uitstel van executie.
Een afdoende en goedkopere oplossing is een ruime buffer voor zoet water, waarbij op natuurlijke wijze gebruik gemaakt kan worden van de aanwezige infrastructuur. De provincie weigert tot op heden om serieus een dergelijke buffer in het Grevelingenmeer in beschouwing te nemen en te realiseren.
Het zoute water staat de boeren tot aan de lippen
Geen afwenteling
Het zoute water staat de boeren tot aan de lippen. De provincie vindt zelf kunstmatige aanvoer via persleidingen te duur en brengt door te talmen de boeren in een onmogelijke positie.
Een kleine groep heeft het initiatief genomen om een plan te ontwikkelen met een persleiding van het Schelde-Rijnkanaal door St.-Philipsland heen naar Schouwen.
Ze gaan zich hiermee zwaar in de schulden steken. Technisch en wettelijk zijn er daarbij vele valkuilen. Particulieren hebben niet de macht om alle juridische hobbels aan wetgeving te nemen en om garanties af te dwingen. De kans is buitensporig groot dat die initiatiefvolle boeren straks met lege handen staan.
Zoet water dient het leidende en samenhangende principe te zijn bij ruimtelijke ordening. Door deze basis te negeren worden de desastreuze gevolgen steeds meer zichtbaar en dat maakt een provinciale herbezinning van de fundamentele keuze tussen zout en zoet uiterst urgent.
Het is de primaire taak van de provincie om zorg te dragen en het voortouw te nemen voor een duurzame leefbaarheid van haar eigen bevolking. Dat zou voorop moeten staan.
Het vereist een spoedige ommekeer in denken en handelen.
Wil Lases is waterbouwkundige