Al sinds 2014 wordt, naar aanleiding van het OESO-rapport Water Governance in the Netherlands: Fit for the future?, nagedacht over aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen. Met name de verdeling van de kosten voor het watersysteem (watersysteemheffing) over burgers, bedrijven, agrariërs en natuur blijft de gemoederen bezighouden. Voorstellen voor een nieuwe regeling kregen onvoldoende draagvlak.
De Unie van Waterschappen besloot in december de draad weer op te pakken; een (nieuwe) Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) moet nog dit jaar met een nieuw voorstel komen. Hans André de la Porte (woordvoerder Vereniging Eigen Huis) en Wubbo de Raad (adviseur LTO Nederland) geven aan waar voor hen de pijn zit in de bestaande regeling en hoe het volgens hen beter kan.
‘WONINGBEZITTER TE EENZIJDIG BELAST’
door Hans André de la Porte (Vereniging Eigen Huis)
“Het systeem van de waterschapsheffing moet op de schop. De balans tussen betaling, belang en zeggenschap is zoek. We dringen bij de Unie van Waterschappen aan op een eerlijker, duidelijker en duurzamer heffingenstelsel.
In 2018 werd volgens het CBS ruim 1,5 miljard euro aan watersysteemheffing in rekening gebracht. Bijna 88% daarvan (1,3 miljard euro) is afkomstig van de categorie ‘gebouwd en ingezetenen’. Van dit enorme bedrag wordt het overgrote deel opgebracht door huishoudens. Slechts 10 procentpunt is afkomstig van eigenaren van bedrijfspanden. Onlangs liet de Unie van Waterschappen al weten dat de totale waterschapslasten in 2020 met 3,6% verder zullen stijgen.
WOZ aanjager van ongelijkheid
De hoogte van de heffing voor huishoudens wordt bepaald door de WOZ-waarde van een woning. Omdat de waarde van woningen al jaren veel sneller stijgt dan die van bedrijfspanden valt de lastenverdeling steeds meer in het nadeel van huishoudens uit.
Alleen al tussen 2017 en 2019 steeg de gemiddelde WOZ-waarde van woningen met 17,5 % terwijl bedrijfspanden in die periode gemiddeld slechts 1% meer waard werden, aldus toezichthouder de Waarderingskamer. Dit jaar loopt dat verschil alleen maar verder op: voor woningen wordt een waardestijging van 8% verwacht, voor bedrijfspanden van 1%.
'Vereniging Eigen Huis maakt bezwaar tegen het feit dat de hogere waterschapslasten steeds meer op woningbezitters worden afgewenteld'
Omdat waterschappen voor eigenaren van woningen hetzelfde heffingstarief hanteren als voor eigenaren van bedrijfspanden is een steeds groter deel van de opbrengsten afkomstig van huishoudens.
Gemeenten doen dat anders. Ook zij hebben te maken met deze WOZ-waardeverschillen, maar ze hanteren voor de onroerendezaakbelasting juist verschillende tarieven voor woningen en bedrijfspanden, waardoor er meer evenwicht komt in de opbrengsten. Ook waterschappen kunnen verschillende tarieven hanteren in de categorieën ‘gebouwd’.
Belang gelijk, heffing niet
Bovendien: hoewel de belangen voor woningeigenaren en huurders gelijk zijn, is de heffing dat allerminst. Eigenaren betalen gemiddeld 35 procent hogere lasten dan huurders, zo blijkt uit berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Vereniging Eigen Huis maakt bezwaar tegen het feit dat de hogere waterschapslasten steeds meer op woningbezitters worden afgewenteld, terwijl huurders, bedrijven en boeren relatief worden ontzien. De rekening voor de hogere waterschapslasten mag niet eenzijdig bij woningbezitters worden neergelegd. Voor lokale overheden zijn woningbezitters vaker een dankbare bron van inkomsten, maar huiseigenaren worden al zwaar genoeg belast.”
‘BEHOUD HET SOLIDARITEITSPRINCIPE’
door Wubbo de Raad (LTO)
“De basis van de huidige watersysteemheffing is de economische waarde van het te beschermen object. LTO vindt dit een goed vertrekpunt omdat een hogere economische waarde veelal gelijk opgaat met een groter belang. Er zit echter een ‘weeffout’ in het huidige belastingsysteem: naast landbouwgrond en natuurgrond zijn ook (spoor)wegen bij de categorie ‘ongebouwd’ gevoegd.
Iedereen maakt gebruik van een (spoor)weg en heeft daarvan profijt, maar de belastingaanslag ervoor komt voor een onevenredig groot deel terecht op het bordje van de boeren. De scheve verdeling is nog vergroot door het zogenaamde wegenarrest uit 2018. Deels wordt dat verzacht door hoge tariefdifferentiaties (400%), maar toepassing daarvan is niet overal mogelijk.
Solidariteit
Vanuit LTO hechten wij sterk aan het solidariteitsprincipe, dat ook aan de basis ligt van de ontstaansgeschiedenis van de waterschappen. Het is volgens ons nog altijd valide en wordt nog steeds toegepast, zoals onder andere blijkt uit de (rijks)HWBP-heffing voor de waterschappen en uit het ontbreken van tariefverschil binnen een waterschap voor hoog- en laaggelegen gronden.
'We missen het solidariteitsprincipe in de voorstellen van de Unie van Waterschappen en de CAB'
We missen het solidariteitsprincipe echter in de voorstellen van de Unie van Waterschappen en de CAB. LTO heeft zich daarom in de afgelopen periode verzet tegen deze voorstellen. Wij vinden het voorgestelde gebiedsmodel, met de uitwerking via het BBP-systeem, arbitrair en met veel subjectieve elementen omgeven, waardoor het niet leidt tot een eerlijke kostenverdeling.
Oplossing
Wat LTO wél wil is een watersysteemheffing die eenvoudig, transparant en na te rekenen is, de weeffout oplost en geen grote tariefwijzigingen oplevert. Daarvoor neemt LTO de huidige tariefverhoudingen als vertrekpunt. Voor ‘ingezetenen’ sluiten we ons aan bij het CAB-voorstel (logaritmische formule op basis van inwonersdichtheid). Voor de overige categorieën gaat LTO uit van de waarde van het onroerend goed – nog steeds een breed geaccepteerd criterium.
Na vaststelling van het berekend generiek tarief voor alle categorieën op basis van de totale economische waarde, wordt een zogenoemde profijtfactor vastgesteld op basis van de huidige tarieven. Deze profijtfactor is bediscussieerbaar en zal per waterschap verschillen. Daarmee krijgt het bestuur een sleutel om politieke posities in de tariefstelling tot uiting te laten komen. Eenzelfde ‘profijtknop’ kan toegepast worden als sturingsknop voor de belasting van infrastructuur.
Ideeën om, net als gemeenten, onderscheid tussen woningen en niet-woningen te maken in de tariefstelling OZB, zijn interessant om verder uit te werken. Daarmee wordt tegelijk het onderscheid tussen eigenaar en gebruiker opgelost.”
Deze opinie verscheen in het vakblad H2O maart. Ideeën voor onderwerpen? Stuur suggesties naar: