De Nederlandse waterschappen gaan, in hun rol als beheerder van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) een interessante tijd tegemoet. De Europese Commissie wil dat er in de komende jaren flink wordt gesleuteld aan de Europese wetgeving die relevant is voor zuiveringsbeheerders. Na enkele decennia betrekkelijke rust na de invoering van de richtlijn stedelijk afvalwater in 1991 is het nu tijd om deze richtlijn klaar te maken voor een duurzame toekomst, stelt Michaël Bentvelsen.
door Michaël Bentvelsen
De Europese Commissie is voornemens om een aantal speerpunten uit de Europese ‘Green Deal’ te vertalen naar de afvalwatersector. Die speerpunten zijn klimaatneutraliteit in 2050 en een (grotendeels) zero pollution ambition. Energiebesparing en de reductie van emissie van broeikasgassen, maar ook de emissiereductie van microverontreinigingen en ‘opkomende stoffen’ zullen dus belangrijke doelen zijn bij de herziening van de richtlijn stedelijk afvalwater.
Nu de keuze is gemaakt om de Kader Richtlijn Water intact te laten is een herziening van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater daarnaast één van de routes om toch verder te bouwen aan schoon oppervlaktewater. De Commissie wil nagaan of en hoe een verdere reductie van nutriënten via aangescherpte lozingsnormen en een aanpak van overstorten mogelijk is.
De Nederlandse zuiveringsbeheerders zijn op bijna al deze voornoemde thema’s deel van de Europese voorhoede, maar zullen zich desondanks toch moeten voorbereiden op nieuwe spelregels.
Naast het ingezette traject rond de richtlijn stedelijk afvalwater zijn er nog andere initiatieven voor modernisering van de Europese wetgeving. De modernisering van de zwemwaterrichtlijn zal mogelijk impact hebben op de waterbeheerstaak van de waterschappen. Of er ook consequenties zijn voor de zuiveringstaak zal moeten blijken.
De herziening van de richtlijn industriële emissies, welke zeer onlangs gestart is, kan op verschillende manieren de zuiveringstaak beïnvloeden. Enerzijds kan aanscherping helpen om de emissies van industrie via de riolering te verminderen, wat al een vorm van bronaanpak kan worden beschouwd. Anderzijds kunnen hier ook strengere eisen voor monitoring en rapportage voor de rwzi’s zelf uit voortvloeien.
Een grondige renovatie
De Europese Commissie heeft bij de start van de herziening een kort document gepubliceerd waarin aangegeven is waar men mogelijk verbeteringen ziet. Het gaat daarbij om 20 thema’s. Het is niet gezegd dat al deze 20 thema’s daadwerkelijk tot verdere wettelijke eisen leiden, maar de Commissie onderzoekt wat er mogelijk en haalbaar is.
Belangrijke thema’s zijn: De reductie van emissies uit riolering via overstorten en individuele lozingen (vooral spannend voor gemeenten); aanscherping van lozingsnormen voor nutriënten; microverontreinigingen zoals medicijnresten, microplastics en antibioticaresistentie; energiereductie en emissie van broeikasgassen; monitoring van industriële emissies; mogelijk hergebruik van fosfaat en afzet en kwaliteitsborging van zuiveringsslib; transparantie en publieke verantwoording. Actueel: de Commissie gaat geïnspireerd door de coronacrisis onderzoeken of het al mogelijk is om op Europees niveau spelregels te formuleren voor de detectie van virussen in rioolwater.
De komende maanden zal de Commissie per thema onderzoeken welke beleidsopties uitgewerkt gaan worden. Anticiperend op deze ontwikkelingen heeft de Unie van Waterschappen samen met de waterschappen een position paper opgesteld waarin aangegeven is hoe de Unie in het herzieningsproces zit. Duidelijk is dat we, als we energiebesparing en circulaire economie willen combineren met een emissiereductie van microverontreinigingen, het zeer wenselijk is om stevig in te zetten op bronaanpak.
Effluent: van last tot lust
Naast deze grote verbouwing van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater lopen er nog andere ontwikkelingen op het gebied van EU-wetgeving. Onlangs afgerond, en hoogst actueel vanwege de recente droge zomers, is het wetgevingsproces rond de verordening hergebruik effluent. Deze verordening bevat Europese spelregels voor het directe gebruik van rwzi-effluent als gietwater in de landbouw.
Nederlandse waterschappen zullen zich de komende jaren moeten oriënteren op de vraag welke bestemming zij aan hun steeds gewildere effluent willen geven
Het Europese traject is afgerond en de verordening is vastgesteld. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft iets minder dan drie jaar om deze verordening te vertalen in de nationale wetgeving. Nederlandse waterschappen zullen zich de komende jaren (als zij dat niet al gedaan hebben) moeten oriënteren op de vraag welke bestemming zij aan hun steeds gewildere effluent willen geven: aanvulling van het oppervlaktewater, levering van gietwater aan boeren of ander, hoogwaardig hergebruik zoals industriële toepassingen of als bron van drinkwaterproductie.
De drie droge zomers op rij maken duidelijk dat de beleidskeuzen rond een bestemming van effluent steeds meer samenhangen met keuzen in het beheer van het watersysteem. Een optimistische inschatting dat het effluent op grote schaal gebruikt kan worden als gietwater, gaat voorbij aan de realiteit dat het effluent nu al nodig kan zijn om te voorkomen dat beken droogvallen.
Slib als grondstof
Een ander interessant EU-wetgevingstraject is de gestarte evaluatie van de richtlijn over het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw. Waar in Nederland het overgrote deel van het communale zuiveringsslib wordt verbrand, en een klein deel wordt geëxporteerd, wordt er in een deel van Europa het slib als meststof en bodemverbeteraar in de landbouw en bosbouw gebruikt. De huidige EU-richtlijn stamt uit 1986.
Daarom onderzoekt de Commissie nu of deze richtlijn moet worden aangepast en gemoderniseerd. De Europese Commissie wil enerzijds de verspreiding van microverontreinigingen voorkomen, maar anderszins streeft men ook naar hergebruik van bijvoorbeeld fosfor en organische stof. De discussie over hoe dit het beste gerealiseerd kan worden is geopend.
Europese maatlat
De Nederlandse waterschappen staan er op de Europese maatlat goed voor. Zij behoren tot de groep landen die al een aantal jaren volledig voldoen aan de bestaande bepalingen van de richtlijn stedelijk afvalwater, in het bijzonder de eisen met betrekking tot verwijdering van stikstof en fosfaat.
Daarnaast hebben zij, op vrijwillige basis georganiseerd in de Energiefabriek/Grondstoffenfabriek al behoorlijk veel kennis en ervaring opgebouwd met emissiereductie van broeikasgassen, productie van energie, hergebruik van fosfaat, effluent en andere grondstoffen.
In een aantal opzichten is de Nederlandse aanpak een inspiratiebron voor de Europese Commissie
Ook zijn de waterschappen actief met het opbouwen van kennis rond verdergaande zuivering, gericht op verwijdering van bijvoorbeeld medicijnresten. In een aantal opzichten is de Nederlandse aanpak een inspiratiebron voor de Europese Commissie. Afhankelijk van het ambitieniveau van de Europese Commissie zal de wetgeving meer of minder gevolgen hebben voor het zuiveringsbeheer en de zuiveringstarieven.
Verschillende uitgangsposities
De zuiveringsbeheerders in de EU-lidstaten hebben verschillende uitgangsposities. In sommige landen is weinig geïnvesteerd in slibvergisting of andere vormen van energieproductie. Voor landen waar nu nog gebouwd wordt aan rwzi’s die qua prestaties gericht zijn op de huidige lozingsnormen, of waar vrij recent rwzi’s zijn opgeleverd die aan bestaande eisen voldoen, zijn strengere eisen op korte termijn een vorm van kapitaalvernietiging. Verschillende landen uit Noordwest-Europa investeren al vrijwillig in verdergaande zuivering van bijvoorbeeld medicijnresten, en pleiten voor ambitieuze doelen.
Een versterking van de positie van bedrijven die watertechnologie ontwikkelen en verkopen kan daarbij meespelen. En met het oog op de eutrofiëringsproblemen in de Baltische zee wil Zweden bijvoorbeeld strengere Europese normen voor fosfaat voor rwzi-effluent (naast concrete doelen voor de agrarische sector). De vraag is op welke wijze nieuwe wetgeving vorm krijgt zodat deze zowel voor de nieuwe EU-leden als voor de bestaande EU-leden passend en betekenisvol is.
Michaël Bentvelsen is beleidsadviseur Internationaal bij de Unie van Waterschappen en co-voorzitter van de EurEau-commissie voor afvalwater. EurEau is de Europese federatie van drinkwaterbedrijven en waterbeheerders