We hebben in Nederland een drinkwatervoorziening waar we trots op kunnen zijn, stellen Jos Peters en Alexander Crena de longh. Maar wil dat zo blijven, dan is meer onderhoud nodig, voegen ze eraan toe. En dat vergt veel investeringen, waarvoor de 10 drinkwaterbedrijven onvoldoende of geen middelen hebben. Als ook de nieuwe minister generiek de vermogenskosten van de bedrijven blijft inperken, is de openbare watervoorziening in gevaar, betogen Peters en Crena de longh.
door Jos Peters en Alexander Crena de longh
Joe Biden wil honderden miljarden dollars uitgeven om wegen en bruggen op te knappen. Ook maakt hij geld vrij voor groot onderhoud van het drinkwaternet. Want in veel Amerikaanse steden is de drinkwatervoorziening allesbehalve betrouwbaar, áls er al water uit kranen komt. In Nederland is dat onbestaanbaar. Hier betalen we met z’n allen via de waterrekening voor het onderhoud van leidingen en zuiveringen.
Tóch, wie naar de cijfers kijkt, ziet dat het niet lukt om voldoende te investeren om de spullen op orde te houden. Het probleem is de Drinkwaterwet. Deze belet sommige waterbedrijven om voldoende te investeren. Als we willen dat de levering van betrouwbaar drinkwater zeker blijft, dan moet er iets veranderen. Wij doen hiervoor een suggestie. En ja, het water zal duurder worden, maar dat is het dubbel en dwars waard.
Trots
We hebben in Nederland een drinkwatervoorziening waar we trots op kunnen zijn. Wil dat zo blijven, dan is meer onderhoud nodig, want er zijn achterstanden in noodzakelijke vervangingen en renovaties. Daarvoor is veel geld nodig. Bovendien stijgt de vraag naar drinkwater, verslechtert de ruwwaterkwaliteit en is het zaak dat de bedrijven de infrastructuur beveiligen en aanpassen aan klimaat en omgeving.
Voor de hele sector samen moet het totale investeringsvolume rap stijgen van 600 miljoen naar ongeveer 1 miljard euro per jaar. Dat kan niet zonder consequenties voor het tarief. Dat zal gemiddeld met 25 procent moeten stijgen. Maar dan nog blijft het lager dan het was geweest als de waterbedrijven de afgelopen decennia voor de inflatie hadden geïndexeerd en wél de wettelijke ruimte hadden gebruikt om het tarief te verhogen.
Vermogenskosten
Financieren kan met geleend geld en door het verhogen van de watertarieven. En precies daar knelt de schoen. Want wat wil het geval? Omdat burgers niet hun waterbedrijf kunnen kiezen, beschermt de Drinkwaterwet hen tegen te hoge tarieven. Dit gebeurt door het maximeren van de vermogenskosten die waterbedrijven in het watertarief mogen doorberekenen.
Het afgelopen decennium draaide de minister de waterbedrijven de duimschroeven steeds verder aan. Resultaat: waterbedrijven kunnen én niet voldoende lenen én niet voldoende eigen vermogen opbouwen. Onlangs kwam de minister de sector iets tegemoet met een geringe verruiming van de maximale vermogenskosten. Inmiddels stijgt de rente weer die waterbedrijven voor hun leningen betalen. Ook stijgen de prijzen door inflatie. De marginale verruiming biedt onvoldoende soelaas.
De waterbedrijven verschillen zeer sterk in omvang, vermogensposities en investeringsopgaven. Als ook de nieuwe minister generiek de vermogenskosten blijft inperken, is de openbare watervoorziening in gevaar. De huidige wijze van regulering van de tarieven is namelijk onverantwoord. Dat moet veranderen en kan prima. De dringend noodzakelijke instandhouding van de infrastructuur is namelijk goed te plannen en de kosten zijn betrouwbaar te ramen aan de hand van eerder uitgevoerde referentieprojecten.
'Wij pleiten voor het creëren van mogelijkheden op bedrijfsniveau geld opzij te zetten en om daarmee gelabelde bestemmingsreserves aan te leggen met nieuwe spelregels zodat die reserves buiten de vermogenskostentoets blijven'
Gelabelde bestemmingsreserves
Wij pleiten voor het creëren van mogelijkheden voor de tien waterbedrijven om op bedrijfsniveau geld opzij te zetten en daarmee gelabelde bestemmingsreserves aan te leggen met nieuwe spelregels zodat die reserves buiten de vermogenskostentoets blijven. Het lijkt ons dat de minister dat kan besluiten, want de wet ziet drinkwatervoorziening als 'een dwingende reden van groot openbaar belang'. Vergt zo’n besluit tóch een wetswijziging, dan hoeft dat naar onze mening geen jaren te duren.
Voor de nieuwe bestemmingsreserves geldt natuurlijk dat ze uitsluitend mogen worden gebruikt voor het nauw te omschrijven doel: financiering van in de toekomst noodzakelijke renovaties en vervangingen. En uiteraard kunnen ze niet worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, dat zijn de gemeenten en provincies die soms meer dan een eeuw geleden het geld verschaften voor het oprichten van de waterbedrijven.
Onverstandig
De wet eist dat het watertarief niet-discriminerend is, kostendekkend en transparant. Dus doen de publieke aandeelhouders er onverstandig aan om (veel) rendement te eisen als vergoeding voor beleggingsrisico. Het onttrekken van geld aan de waterbedrijven maakt het drinkwater voor hun burgers namelijk niet alleen duurder, het vervuilt ook de schoonwaterrekening. Omgekeerd, verwachten wij niet van aandeelhouders dat ze bijstorten opdat het waterbedrijf meer kan investeren. Laten we het tarief zuiver houden, net als ons drinkwater.
Door met nieuwe spelregels nieuwe bestemmingsreserves toe te staan, blijven Amerikaanse toestanden ons bespaard en borgen we de drinkwatervoorziening. En ja, dat zal ons drinkwater in stappen duurder maken. De vraag is of dat een probleem is, want drinkwater is al jarenlang onverantwoord goedkoop. Elke dag opnieuw genieten we van de investeringen door onze (groot)ouders. Als we ook onze (klein)kinderen drinkwaterzekerheid toewensen, is het zaak dat we met onmiddellijke ingang meer gaan investeren.
Tot slot, is het niet vreemd dat we praten over de kosten van drinkwater? Het gesprek zou moet gaan over de maatschappelijke schade als de levering van betrouwbaar water niet langer vanzelfsprekend is.
Jos Peters en Alexander Crena de Iongh zijn werkzaam bij Royal HaskoningDHV