Een splinternieuw systeem voor regenwateropslag ontwikkelen en inpassen in een lopend leefbaarheidsproject: gemeente Den Haag kreeg het voor elkaar in het Cromvlietpark. Hoe dat in zijn werk ging, weet beleidsadviseur Wiebke Klemm als geen ander. “Als je uitlegt dat door klimaatadaptatie de buurt opknapt, heb je een aansprekende boodschap.”
Tekst Eric Burgers
In 2017 is het Cromvlietplein in stadsdeel Laak toe aan een grondige opknapbeurt. Gemeente Den Haag polst bewoners en organisaties uit de buurt om vervolgens via een serie bijeenkomsten tot een definitief ontwerp te komen. Een veel groenere en grotendeels ontharde buitenruimte met de nodige ontmoetingsplekken en sport- en speelvoorzieningen voor buurtbewoners maakt de stenige Molenwijk er een stuk toegankelijker, gezelliger én klimaatbestendiger op. In het najaar van 2021 wordt een frisgroen Cromvlietpark in gebruik genomen.
Hemelwatervoorziening
Met 2.000 m² aan nieuw gras, planten, bloemen en hagen, 70 nieuwe (fruit)bomen, moestuinen, een voetbalveld, verschillende soorten speelplekken, een podium en een verduurzaamde stadsboerderij is de gemeente in haar opzet geslaagd. Wat het park extra bijzonder maakt is de grotendeels ondergronds gelegen zoetwaterbuffer, de eerste toepassing van een innovatief systeem voor zuivering, opslag en gebruik van hemelwater in de openbare ruimte.
Dat systeem werkt als volgt: de regen die in alle omliggende straten en op twee gebouwen van woningcorporatie Staedion valt, stroomt via ondergrondse leidingen naar een krattensysteem van 70 m³. Vandaaruit gaat het water een eindje verderop door een biofilter heen om, gezuiverd, via een lange leiding op 15 tot 20 meter diepte in de ondergrond te worden opgeslagen. Er gaat tot 35 miljoen liter in de buffer. Vandaaruit kan het water worden opgepompt, bijvoorbeeld om de planten in de moestuinen water te geven.
Daar is dan geen drinkwater voor nodig. Volgens de berekeningen kan een volle buffer het groen in het park tijdens een hete droge zomer acht weken lang van water voorzien. De toegepaste technologie, BlueBloqs genaamd, is ontwikkeld door het in 2016 opgerichte FieldFactors. Al vanaf 2017 test het jonge bedrijf onder hoede van VPdelta prototypes van BlueBloqs-systemen op het innovatieterrein van de TU Delft: The Green Village. Momenteel in proeftuin het HittePlein.
Europees rugzakje
Wiebke Klemm is beleidsadviseur duurzame leefomgeving gemeente Den Haag. Ze is medeverantwoordelijk voor het Haagse klimaatadaptatiebeleid, zoals vastgelegd in de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (2021), en was nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Cromvlietpark.
Ze legt uit hoe de innovatie tot stand kwam door een samenloop van omstandigheden. “Tussen 2018 en 2023 participeerde de gemeente in het Europese programma Nature Smart Cities, dat een brug slaat tussen kennisontwikkeling en de praktijk van innovatieve vergroening. We dienden een aanvraag in, aansluitend op twee lopende stadsontwikkelingsprojecten. Zo kreeg het Cromvlietpark-project als het ware een rugzakje aangehangen in de vorm van een EU-project, met budget.”
In 2018 was stedelijke klimaatadaptatie vooral een academisch, theoretisch onderwerp, herinnert ze zich. Ook voor gemeente Den Haag. “Terwijl we aan een visiedocument werkten, deed zich een kans voor om klimaatadaptatie te praktiseren op de schaal van een buurt. Door water op te vangen en te bufferen zouden we het risico op wateroverlast in de toekomst aanzienlijk kunnen beperken én zoet water in voorraad hebben tijdens droge perioden.”
Een goed geïrrigeerd, schaduwrijk park biedt mensen tijdens een hittegolf bovendien beschutting en koelte. “Precies zoals we ons dit voorstelden in het beleid-in-wording.” In Spangen, in Rotterdam, was met BlueBloqs een buffer aangelegd. “Daar wisten we van”, vertelt Wiebke. In het Cromvlietpark zou een volgende versie van het systeem kunnen komen: met de mogelijkheid om oppervlaktewater uit het nabijgelegen kanaal, de Trekvliet, in te nemen en een surplus aan hemelwater erin af te voeren. “Het expliciete doel om gebufferd water in de openbare ruimte te gaan gebruiken was ook nieuw.”
Puur pionieren
Het schetsontwerp voor het park lag klaar toen de waterbuffer aan de planvorming werd gekoppeld. Een niet eerder gerealiseerd deels ondergronds systeem toevoegen aan de transformatie van een plein maakt de opgave zowel ruimtelijk als institutioneel ingewikkelder. “Er kwamen partners bij. Instellingen voor toegepast onderzoek, een startup die lerende is en een waterschap, het Hoogheemraadschap van Delfland, dat met een nieuwe vorm van watersysteembeheer te maken krijgt. In feite is het voor iedereen pionieren.”
Dat begint met het ontwerp. De lokale bodem en ondergrond bepalen de voorwaarden waaraan het systeem dient te voldoen. FieldFactors verrichtte daarom eerst uitgebreid geohydrologisch onderzoek. “Als gemeente zaten we met de vraag hoe de buffer te gaan beheren. Na het nodige overleg met FieldFactors viel het besluit hen het beheer te laten uitvoeren. Zij kennen immers de ins en outs.” Dat het project heeft geleid tot integratie van kennis en capaciteit in het gemeentelijk wijkbeheer en ruimtelijk beheer stemt Wiebke tevreden. “Met het oog op de toekomst hebben we dat soort geïntegreerde slagkracht hard nodig.”
Nieuwe vergunningen
Over pionieren gesproken: hoe start je activiteiten waarvoor nog geen vergunning bestaat? Zoals het opslaan van hemelwater in de diepe ondergrond en uitwisseling tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem. De ontwikkeling van een vergunningstraject is een zaak van lange adem, vertelt Wiebke. “De kwaliteit en kwantiteit van het water in de kratten en het biofilter worden van begin af aan met een heel arsenaal aan sensoren gemonitord. Om middels data kennis op te bouwen van de werking van het systeem en de processen die plaatsvinden, zodat de verschillende effecten op de leefomgeving kunnen worden gekwantificeerd. Maar ook zodat het hoogheemraadschap indicatoren kan ontwikkelen voor de eisen die in de vergunning worden gesteld.”
Speeltuintje, hond
Goed communiceren over het innovatieproces, met alle onzekerheden van dien, is volgens Wiebke een must. Iedereen, van buurtbewoner tot wethouder, moet kunnen snappen wat er gebeurt, vertelt ze. “Je wilt mensen meekrijgen in een proces van verbetering. Dan wil je ze niet opzadelen met een heleboel technische praat.” Al in een vroeg stadium hebben de gemeente en FieldFactors daarom het hele systeem visueel samengevat op één A4’tje. “Zo is het op het bouwbord gekomen.”
Klimaatadaptatie zegt mensen in de stad weinig, benadrukt Wiebke, die hebben andere zaken aan hun hoofd. Zoals boodschappen, de energierekening en de huur betalen. Ook als het over inrichting van openbare ruimte gaat, staat klimaatverandering niet vooraan. “Waar is een speeltuintje voor de kinderen? Waar kan ik mijn hond uitlaten? Van begin af aan hebben we in gesprekken met de buurt behalve hitte- en wateroverlastkaarten een leefbaarheidskaart laten zien. Als je uitlegt dat door klimaatadaptatie de buurt opknapt, heb je een aansprekende boodschap.”
Zowel het Cromvlietpark als startup FieldFactors heeft onderhand meermaals in de schijnwerpers gestaan. Collega’s uit andere gemeenten kloppen aan in Den Haag. “Ze zijn benieuwd naar onze ervaringen, ook wat betreft de samenwerking met de buurt, en vragen zich af hoe je iets kan bouwen waarvan je niet zeker weet of het wel mag. Dat is nu juist waarvoor we geld hebben gekregen: nieuwe mogelijkheden verkennen.”
Sprokkelen
De herinrichting van het plein was begroot op 3 miljoen euro, vertelt Wiebke. Vanuit Europa kwam er 800.000 euro bij voor innovatie. Dat de buffer er is dankzij een externe bijdrage, roept wel de vraag op in hoeverre een gemeente in staat is zelf te investeren in vernieuwende vormen van klimaatadaptatie. Met name in de hoogverstedelijkte delen van de stad zijn op termijn substantiële ingrepen nodig, legt Wiebke uit.
En daar moet letterlijk en figuurlijk ruimte voor zijn. “Innoveren is noodzakelijk, anders lossen we de klimaatopgaven die ons te wachten staan niet op. Maar budget voor een vergelijkbaar project is er in deze gemeente nu niet. Dat zou je vanuit verschillende afdelingen bij elkaar moeten sprokkelen. We komen al snel terecht bij subsidieprogramma’s zoals Kansen voor West of de Impulsregeling klimaatadaptatie van het Deltaprogramma.”
Kun je met incidentele subsidies structurele klimaatadaptatie bewerkstelligen? “Ik denk dat het belang van innoveren ook financiering van klimaatadaptatie aangaat. Als gemeente dragen we via campagnes zoals Operatie Steenbreek al uit dat een klimaatbestendige stad een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Wat wij in de openbare ruimte doen met zo’n grote buffer in een groen park met veel open grond, kunnen anderen ook, op kleinere schaal. Een binnenplaats ontharden, regentonnen gebruiken.”
Geen onderscheid
40 procent van de grond in Den Haag is van de gemeente, de overige 60 procent is in handen van woningcorporaties, beleggers, particulieren en andere partijen. Wiebke: “Hittegolven en stortbuien maken geen onderscheid. We moeten dus gaan kijken welke partijen baat hebben bij collectieve faciliteiten voor wateropslag en hittebeperking en hierop aansluitende financieringsmodellen ontwikkelen.”
Met woningcorporatie Staedion heeft de gemeente in dit project de afvoer van hemelwater van 1.000 m² dakoppervlak van het riool naar de buffer verlegd. “Inzet bundelen, daar gaat het om. Een programma zoals VPdelta maakt zich daar overigens sterk voor: door verschillende partijen bij elkaar te brengen en te laten werken aan een businesscase, bijvoorbeeld.”
Waarbij wat Wiebke betreft klimaatadaptatie logischerwijs samenvalt met verbetering van leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. “Na de ingebruikname van het Cromvlietpark nodigde een lid van het bewonerspanel op eigen initiatief burgermeester Aboutaleb van Rotterdam uit. Hij is opgegroeid in een zijstraat. Ze liet hem vol trots het resultaat zien en vertelde ook enthousiast over het opslaan en benutten van regenwater. Ik dacht: missie volbracht.”