Na de aanleg van natuurvriendelijke oevers zijn beheer, onderhoud, monitoring en evaluatie van groot belang. In Noord-Holland heeft de aanleg van de natuurvriendelijke oevers grotendeels goed uitgepakt en mede door het uitgevoerde beheer geleid tot een toename van (bijzondere) soorten.
Download hier de pdf van dit artikel
Geschreven door Wim Langbroek (stichting Waterproef), David Tempelman (Tempelman Ecologie) en Sandra Roodzand (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) laat sinds 2013 onderzoek uitvoeren naar de ecologische waarde van natuurvriendelijke oevers (nvo’s) in Noord-Holland. Veel van deze nvo's zijn aangelegd ten behoeve van de verbetering van de ecologische waterkwaliteit, om zo de in de Kaderrichtlijn Water (KRW) gestelde doelen te behalen. Het in Europees verband afgesproken doel is dat alle oppervlaktewateren voor het einde van de derde KRW-planperiode (2022-2027) aan de gestelde doelen voldoen. Om dit te bereiken moeten waterlichamen goed scoren op de maatlat voor alle vier biologische ‘kwaliteitselementen’: vissen, macrofauna, water- en oeverplanten en fytoplankton.
De maatlat, getalsmatig uitgedrukt in de Ecologische Kwaliteitsratio (EKR) met een schaal van 0 tot 1, wordt verdeeld in vier of vijf klassen: (zeer) goed, matig, ontoereikend en slecht. Standaard scoort een element ‘goed’ als de EKR boven het Goed Ecologische Potentieel (GEP) van 0,6 ligt. Waterbeheerders mogen het GEP zowel naar boven als naar beneden bijstellen, onder voorwaarde dat minder strenge doelen kunnen worden gemotiveerd en/of natuurlijke omstandigheden het halen van deze score beletten [1].
Bij het onderzoek naar water- en oeverplanten en macrofauna worden tien oevers jaarlijks onderzocht en 30 oevers eens per drie jaar. Voor alle nvo’s wordt ook een beheeradvies gegeven, waarmee handvatten worden gegeven om de biodiversiteit en daarmee de EKR-score te verbeteren.
Definitie
Een natuurvriendelijke oever is een door de mens ingerichte oever waarin ontwikkeling van natuur, landschap en ecologie wordt gestimuleerd. De nvo staat tegenover de ‘traditionele oever’, bijvoorbeeld een hardhouten of stalen damwand. De overgang tussen water en traditionele oever biedt weinig leef- en schuilgelegenheid voor flora en fauna. Een nvo kan juist een grote verscheidenheid aan flora en fauna herbergen.
Voor veel dieren zijn planten een voedselbron, maar ook een schuilgelegenheid. De ecologische invloed van de oever reikt dus verder dan alleen het verzachten van de grens tussen land en water. Een nvo biedt daarnaast goede migratiemogelijkheden voor planten en dieren en is dus uitermate geschikt als ecologische verbindingszone. Natuurvriendelijke oevers kunnen bovendien bijdragen aan een gezond, helder watersysteem [2].
In Noord-Holland zijn nvo’s aangelegd langs grote, stilstaande wateren. Verschillende, vaak gecombineerde elementen hierin zijn:
• flauw talud
• stortsteenoevers
• plas-/drasbermen
• nevengeulen
• vooroevers
• poelen
Na de aanleg zijn beheer, onderhoud, monitoring en evaluatie van groot belang om een nvo tot een succes te maken.
Natuurvriendelijke oevers uitgelicht
Hieronder worden de onderzoeksresultaten voor vier verschillende natuurvriendelijke oevers in Noord-Holland gepresenteerd die jaarlijks worden onderzocht, met een nulmeting in 2013/2014 en een beheeradvies dat in 2014 is gegeven.
Ursem
Tussen Ursem en Rustenburg bevindt zich een nvo langs de Schermerringvaart (afbeelding 1). Het betreft een rietkraag van ongeveer 200 meter lang en 15 meter breed die flink is uitgekrabd. Daardoor zijn verschillende ondiepe zones gecreëerd. Het water staat in directe verbinding met de Schermerringvaart.
De verwachting was dat de nvo mogelijkheden biedt voor een toename van zowel oever- en waterplanten als macrofauna. Het in 2014 opgestelde beheeradvies bestond uit jaarlijks regulier beheer en eens in de acht jaar uitkrabben van de nevengeul. Het uitkrabben van oever wordt uitgevoerd na het maaien. Nadat het riet gemaaid is, worden slib en strooisel tussen de rietstoppels weggehaald. Het materiaal wordt vervolgens buiten de natuurvriendelijke oever afgezet of wordt afgevoerd. Het regulier beheer bestaat uit maaien en afvoeren van 30 procent van de rietoppervlakte. Daarbij wordt gemaaid in blokken van ongeveer 200 meter.
Vergeleken met 2014 is het aantal soorten water- en oeverplanten en macrofauna in 2020 verdubbeld. Tussen het riet groeien veel lagere oeverplanten, die profiteren van het regelmatig en gefaseerd maaien van het riet. De diversiteit is hoog en veel soorten kennen een relatief hoge bedekking. Dat is ook gunstig voor de macrofauna.
Sinds 2017 groeit in de nvo groot nimfkruid (Najas marina). In Nederland is deze soort zeldzaam en vooral te vinden in de Zaanse laagveengebieden, in de Hollands-Utrechtse plassen en in het rivierengebied [3]. De meest bijzondere macrofaunasoort op deze locatie is de geelvlekslak (Marstoniopsis insubrica). De soort dankt de naam aan het gele vlekje boven de ogen (zie afbeelding 2).
Het waterschap heeft voor zowel macrofauna (0,5) als voor water- en oeverplanten (0,3) het GEP verlaagd. Het GEP wordt vastgesteld voor een heel waterlichaam, dus niet specifiek voor een nvo. De aanleg van de nvo heeft zowel voor de macrofauna als voor de water- en oeverplanten bijgedragen aan het halen van de KRW-doelstellingen. De EKR is voor beide groepen gestegen en het aantal soorten toegenomen ten opzichte van de nulmeting [4].
West-Graftdijk
De nvo bij West-Graftdijk is in 2011 aangelegd en bestaat uit een brede rietkraag van ongeveer 40 meter breed en circa 150 meter lang met daarin een nevengeul (afbeelding 6). Hij staat in open verbinding met boezemwater van de Vuile Graft. In 2014 is gesteld dat er kansen liggen om de EKR van de nvo te verhogen. Doordat de nvo toen nog sterk was opgeslibd is het baggeren en verdiepen van de nevengeul opgenomen in het beheeradvies. Daarnaast was het advies om de dichte rietvelden te beheren door deze gefaseerd uit te krabben.
De diversiteit van de macrofauna neemt jaarlijks toe: ten opzichte van 2014 is het aantal soorten in 2020 zelfs verdubbeld. Het aantal soorten planten blijft ongeveer gelijk, maar er is wel meer variatie aanwezig in de oever. Eerst was er vooral riet met andere plantensoorten in heel lage bedekking. Doordat het beheeradvies uitstekend wordt opgevolgd kunnen tegenwoordig ook veel andere plantensoorten in hogere bedekking van 10-20% groeien. Daarnaast zijn er in de laatste jaren meerdere bijzondere soorten aangetroffen, met name watermijten en dansmuggen.
HHNK heeft het GEP voor zowel macrofauna (0,5) als water- en oeverplanten (0,25) verlaagd. De EKR voor de macrofauna is over de jaren steeds hoger, afgezien van een dip in 2017, toen veel individuen van negatieve indicerende soorten aanwezig waren; in 2018, 2019 en 2020 scoort de nvo voor macrofauna goed. De meest bijzondere watermijt is Thyopsis cancellata. De soort heeft een opvallend schild met een netvormig patroon (afbeelding 7). In Nederland is de soort zeldzaam [5].
De aanleg van de nvo heeft voor de Vuile Graft bijgedragen aan het behalen van de KRW-doelstellingen, zowel voor macrofauna als voor water- en oeverplanten. Beide EKR-scores zijn in 2020 verdubbeld ten opzichte van de nulmeting in 2011. Ook het aantal soorten macrofauna en water- en oeverplanten is in deze periode toegenomen [4].
Den Helder
De nvo langs de Doggersvaart in Den Helder is in 2013 aangelegd. Het betreft een flauwe oever van ongeveer 5 meter breed (afbeelding 11). In het in 2014 gegeven beheeradvies was vooral aandacht voor het behoud van de huidige situatie tijdens de nulmeting, omdat de nvo zeer goed scoorde met 113 soorten macrofauna en 38 soorten water- en oeverplanten. Het beheeradvies bestond uit het verwijderen van opslag van bomen en struiken en regulier beheer met periodiek maaien en afvoeren van oevervegetatie.
Het water van de Doggersvaart is helder en er zijn waterplanten en drijvende planten aanwezig. In de oever domineren Riet en Harig wilgenroosje. De oevervegetatie is sinds de aanleg verruigd als gevolg van extensief beheer. De macrofauna blijft het goed doen omdat de waterkwaliteit goed is en er verschillende microhabitats aanwezig zijn, maar er zijn geen zeldzame soorten aangetroffen.
Voor de nvo is voor zowel macrofauna als water- en oeverplanten het standaard-GEP van 0,6 vastgesteld. De aanleg van de nvo heeft bijgedragen aan een toename van het aantal macrofaunasoorten en het aantal soorten water- en oeverplanten. Ook de EKR-score voor macrofauna is in 2019 een stuk hoger ten opzichte van de nulmeting en deze scoort nu goed. Bij de water- en oeverplanten wordt deze score echter net niet gehaald; de score is in 2019 zelfs iets lager dan tijdens de nulmeting (4). Dit wordt zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de verruiging van de oever, als gevolg van het niet of nauwelijks uitvoeren van het gewenste maaibeheer.
Assendelft
Langs de Veenpolderdijk bij Assendelft is langs de Sluissloot een nevengeul aangelegd van bijna een kilometer lang en zeven meter breed (afbeelding 15). De Sluissloot is brak, in tegenstelling tot de nevengeul. In droge jaren valt de nevengeul vrijwel helemaal droog. In de nvo worden veel soorten van temporaire wateren gevonden. Het gaat daarbij om soorten die bij de gebruikelijke KRW-bemonsteringen nauwelijks worden gevonden.
Daarbij worden veelal hoofdwatergangen bemonsterd waarbij zelden semi-aquatische of temporaire wateren aanwezig zijn. Enerzijds gaat het dus om een bemonsteringseffect, maar anderzijds liggen lang niet overal zulke temporaire wateren. In Assendelft gaat het zelfs om een zone van ongeveer een kilometer lang. Het beheer, uitgevoerd door HHNK, bestaat uit het gefaseerd maaien en afvoeren en het uitkrabben van het plasdrasdeel.
Het aantal soorten is met gemiddeld 60 soorten macrofauna en 25 soorten water- en oeverplanten per jaar niet hoog, maar de nvo heeft in de loop der jaren veel bijzondere soorten opgeleverd. Vooral watermijten leveren verrassingen op. De watermijten Piona clavicornis, Parathyas dirempta en Tiphys latipes worden hier jaarlijks gevonden. Alle drie de soorten zijn typerend voor temporaire wateren. De eerste twee soorten zijn landelijk vrij zeldzaam. De bijzonderste watermijt is in het voorjaar van 2020 gevonden: Hydryphantes octoporus, een zeldzame soort die vooral uit de duinen bekend is; buiten de duinen is de soort zeer zeldzaam (5).
In de monsters duiken twee bijzondere dansmuggen regelmatig samen op: Paratendipes nudisquama en Zavrelia pentatoma. Het gaat daarbij vrijwel altijd om plekken waar een plasdraszone aanwezig is. Het is niet verwonderlijk dat de soorten daarom vooral in nvo's worden gevonden. De larve van Z. pentatoma bouwt een opvallend kokertje (afbeelding 17). De soort is indicatief voor grondwaterinvloed [6].
Voor de nvo geldt zowel voor macrofauna als voor water- en oeverplanten het standaard-GEP van 0,6 voor een goede waterkwaliteit. Het beheer resulteert in een toename van macrofauna en water- en oeverplanten. Bij de macrofauna heeft dit er ook toe geleid dat de EKR in 2018, 2019 en 2020 een stuk hoger is dan in 2014 en de KRW-doelstellingen bijna worden gehaald. Daarnaast worden er veel bijzondere watermijten en dansmuggen aangetroffen. Voor de water- en oeverplanten zijn de KRW-doelstellingen nog niet in zicht [4].
Veel bijzondere soorten in de NVO's
Tussen 2013 en 2020 zijn veel bijzondere soorten aangetroffen in de nvo's. Een aantal bijzondere soorten wordt hieronder behandeld.
Macrofauna
Parathyas thoracata is een rode, langzaam door het water kruipende watermijt met opvallende schildjes aan de rugzijde en een groot schild tussen de ogen (afbeelding 18). In Nederland is hij zeer zeldzaam. Hij wordt gevonden in droogvallende ondiepe wateren, zowel stilstaande als stromende (5). In 2019 is een individu gevonden in de nvo bij Waarland [7]. De nvo bestaat uit een eenvormige rietzone met enkele poeltjes. In de poeltjes is een soortenrijke macrofaunagemeenschap aanwezig, met enkele bijzondere soorten die erop wijzen dat de poeltjes af en toe droogvallen [7].
Langs het Balgkanaal is een mannetje van de Langhandsigaar (Sigara longipalis) aangetroffen. Een leuke vondst, want de vondsten van deze soort komen vrijwel allemaal uit midden-Brabant, de duinen van Noord-Holland en het Hollands-Utrechts plassengebied [8]. De soort is zeldzaam in Nederland en heeft een voorkeur voor grote stilstaande wateren op zandgronden. Alleen de mannetjes zijn tot soort te determineren op basis van de voorklauw.
Bij een nvo ten noorden van Bergen wordt jaarlijks de platte schijfhoren (Anisus vorticulus, afbeelding 19) aangetroffen. Deze soort is beschermd en opgenomen in de Habitatrichtlijn. In Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal is de platte schijfhoren zeldzaam en vrijwel beperkt tot de polders langs de binnenduinrand. Landelijk is de soort ook zeldzaam. De grootste populaties bevinden zich in laagveengebieden en in het rivierengebied. De slak wordt gevonden in zoete, heldere en schone wateren met een rijke begroeiing [9].
In een zijsloot van de Schulpvaart bij Castricum is in 2018 een bijzonder bladhaantje aangetroffen: het ziltwaterhaantje (Macroplea mutica) (afbeelding 20). Zowel de larven als de volwassen kevers zijn aquatisch en leven op verschillende soorten planten die onder water groeien. De laatste jaren lijkt de soort toe te nemen, met veel waarnemingen in 2018 in de Randmeren en verspreid in Noord-Holland.
Water- en oeverplanten
Twee soorten van brakke tot zilte zand- en kleibodems zijn zilte zegge (Carex distans) en selderij (Apium graveolens) (afbeelding 21). Beide soorten zijn aangetroffen langs het Balgkanaal tussen Anna Paulowna en Den Helder. Selderij is sinds 1950 sterk achteruitgegaan in Nederland en staat op de Rode Lijst als kwetsbaar [11]. De soort wordt ook gekweekt omdat de bladeren als soepgroente en garnering dienen.
Brede waterpest (Elodea canadensis, afbeelding 22) is afkomstig uit Noord-Amerika met een eerste vondst in Nederland in 1859. In de tweede helft van de twintigste eeuw nam de soort sterk af, zeer waarschijnlijk door de achteruitgang van de waterkwaliteit. Hoewel dus exoot, is hij destijds op de Rode Lijst gezet. In Noord-Holland ten noorden van het Noordzeekanaal komt hij plaatselijk voor in heldere polderslootjes langs de binnenduinrand. De vindplaats ten noorden van Bergen langs de binnenduinrand sluit daarbij aan.
In de Schulpvaart bij Castricum is in 2020 smalle waterweegbree (Alisma gramineum, afbeelding 23) aangetroffen. In Nederland is de soort vrij zeldzaam en vooral te vinden in laagveengebieden, het rivierengebied en de duinen [12].
Conclusie
De nvo's zijn doorgaans voor zowel macrofauna als water- en oeverplanten soortenrijk en leveren bovendien veel bijzondere soorten op. Met name tussen de watermijten en de dansmuggen zitten opvallend veel soorten van semi-aquatische en temporaire wateren. De nvo's leveren daarnaast nog steeds jaarlijks nieuwe soorten op. Bij verschillende nvo's gaat de EKR-score omhoog. Dit is gunstig, mede in het licht van de te behalen doelen voor de KRW. Het succes van een nvo is echter sterk afhankelijk van een aantal factoren. Het gaat daarbij om de beschikbare ruimte, beheer, monitoring en evaluatie. Als er veel ruimte is zijn er meer mogelijkheden, zoals het creëren van poeltjes, plasdraszones en een nevengeul. Dat zorgt ervoor dat meer soorten zich hier zullen vestigen, waaronder bijzondere soorten.
Wanneer geen beheer wordt uitgevoerd, groeien oevers dicht met riet en/of verruigen deze. Bij een grote hoeveelheid bagger neemt het zuurstofgehalte af, kan doorstroming niet gegarandeerd worden en gaat de kwaliteit van het water snel achteruit. De monitoring is van belang om vast te stellen of de aanleg en het beheer meer soorten en bijzondere soorten opleveren. Ook evaluatie van de resultaten is belangrijk, omdat zo kan worden vastgesteld of de aanleg en het beheer tot het gewenste resultaat hebben geleid.
Uit de monitoring blijkt dat de aanleg van nvo’s in Noord-Holland voor een groot deel goed heeft uitgepakt. Mede door het uitgevoerde beheer is er een toename van soorten. Daarnaast zijn er veel landelijk zeldzame soorten aangetroffen. Naast macrofauna en water- en oeverplanten zijn de nvo's ook bij andere soortgroepen in trek.
Dankwoord
Met dank aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor het beschikbaar stellen van de data.
REFERENTIES
1. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (2018). Handreiking KRW-doelen. Rapport 2018-15, STOWA, Amersfoort. ISBN 978.90.5773.787.9
2. Vossen, J. van en Verhagen, D. (2009). Handreiking Natuurvriendelijke Oevers STOWA. p. 78
3. https://www.verspreidingsatlas.nl/0854
4. Dam, S. van (2020). Dynamische soortensamenstelling in natuurvriendelijke oevers HHNK 2011-2019. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
5. Smit, H. (2018). De Nederlandse watermijten. Entomologische Tabellen 11.
6. Wiggers, R. en Moller-Pillot, H. (2019). ‘Verborgen diversiteit in Friese broekbossen – de waarde van macrofauna als indicator voor de ecologische kwaliteit’. Twirre natuur in Fryslân jaargang 29, 2019, nummer 1, p. 7 - 13
7. Boer, B. de en Langbroek, W. (2020). ‘Bijzondere watermijten in Noord-Holland in 2019’. NFM 55, p. 121 – 130
8. Tempelman, D. & Haaren T. van (2009). Water- en Oppervlaktewantsen van Nederland. Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht.
9. https://www.anemoon.org/flora-en-fauna/soorteninformatie/soorten/id/826/platte-schijfhoren
10. https://www.verspreidingsatlas.nl/0076
11. https://www.verspreidingsatlas.nl/0441#
12. https://www.verspreidingsatlas.nl/0026