Download hier een pdf van dit artikel.
In het oppervlaktewater van het veenweidegebied van hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) bevinden zich hoge nutriëntenconcentraties. De normen voor stikstof en fosfaat worden op sommige locaties wel vijf keer overschreden. Hierdoor ontstaan problemen als overmatige kroos- en algenbloei en afname van de biodiversiteit en worden de KRW-doelstellingen niet gehaald. De provincie Utrecht stelde de projectgroep ‘Nutriënten veenweidegebied’ in, waarin agrariërs, leden van LTO, de koepelorganisatie van agrarische natuurverenigingen, onderzoekers en adviesbureaus vertegenwoordigd zijn. De projectgroep zoekt maatregelen die de waterkwaliteit kunnen verbeteren. De maatregelen dienen als input voor de gebiedsprocessen van de KRW-plannen (tweede fase).
Aanpak
Uit een lijst van 150 onderzoeken in het veenweidegebied zijn twintig maatregelen geselecteerd die geschikt kunnen zijn. Deze twintig maatregelen zijn getoetst op draagvlak, kosteneffectiviteit en het meeliften met andere doelen. Het is een uitdaging voor de waterschappen om de meestbelovende maatregelen in samenwerking met de agrarische sector toe te passen in het eigen beheergebied. Voor dit artikel zijn de twintig maatregelen nader gegroepeerd en herbenoemd tot de zeventien maatregelen in tabel 1.
De agrariërs die hebben meegedacht in de projectgroep staan bekend als vooruitstrevend en toekomstgericht. Hun ideeën en meningen hoeven niet per se representatief te zijn voor wat de ‘gemiddelde’ agrariër in het veenweidegebied vindt van de maatregelen.
Voor de KRW-gebiedsprocessen in 2013 willen HDSR en LTO Noord daarom graag door interviews in het gebied aftasten hoe de ‘gemiddelde’ agrariër in het veenweidegebied denkt over de maatregelen. De maatregelen waar veel draagvlak voor is, zullen straks immers makkelijker geïmplementeerd kunnen worden.
Tabel 1. Kansrijke waterkwaliteitsmaatregelen veenweiden
Werkwijze
In totaal zijn 23 agrariërs benaderd voor een interview. Zij zijn willekeurig gekozen uit het ledenbestand van LTO Noord. Op deze manier is getracht een representatief beeld te krijgen van de gemiddelde agrariër in het veenweidegebied van HDSR. Alle gegevens zijn vertrouwelijk en anoniem behandeld. Drie agrariërs wilden bij voorbaat niet meewerken aan het interview en twee hebben er afgezegd. Uiteindelijk zijn achttien agrariërs geïnterviewd in het gebied.
Van de zeventien maatregelen in tabel 1 zijn de laatste drie niet besproken in de interviews, omdat deze nauwelijks relevant zijn voor de agrariërs. Het zijn maatregelen waarbij het waterschap aan de knoppen draait.
De interviews bestonden uit de volgende vragen:
1. Wat is uw leeftijd?
2. Hoe groot is uw bedrijf?
3. Hoe belangrijk vindt u de waterkwaliteit binnen uw bedrijfsvoering? Geef een cijfer van 1 tot 10, en beargumenteer.
4. Heeft u in het verleden al maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren? Zo ja, welke en waarom?
5. Bent u bekend met de maatregelen, zoals deze op de maatregelenlijst zijn weergegeven?
6. Welke drie maatregelen zijn het beste en welke drie maatregelen zijn het slechtste toepasbaar binnen uw bedrijfsvoering in de huidige situatie? Beargumenteer uw antwoord.
7. Welke drie maatregelen zijn het beste en welke drie maatregelen zijn het slechtste toepasbaar binnen uw bedrijfsvoering in de huidige situatie, wanneer deze gesubsidieerd worden? Beargumenteer uw antwoord.
Een nummer-1-maatregel kreeg drie punten, een nummer-2-maatregel twee punten en een nummer-3-maatregel één punt. Maatregelen die als nummer 1, 2 of 3 werden aangewezen bij de slechtste maatregelen, kregen respectievelijk -3, -2 of -1 punten. Maatregelen die niet in de top 3 zijn opgenomen krijgen geen punten toegekend. Door de punten van alle interviews op te tellen, kan men de maatregelen met het meeste en minste draagvlak onderscheiden.
Tevens zijn alle argumenten die de geïnterviewde agrariërs hebben aangedragen bij de maatregelen genoteerd. Zo ontstaat een goed beeld van waarom de maatregel wel of niet toepasbaar is.
Resultaten
De resultaten van de interviews worden hieronder per vraag besproken.
(1 en 2) Kenmerken
De gemiddelde leeftijd van het ondervraagde panel is 45,4 jaar en de gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt 92,4 stuks vee. In het ondervraagde panel zitten onder andere drie klei-op-veen agrariërs, één biologische agrariër en drie agrariërs met recreatieve nevenfuncties op het bedrijf. De rest van de bedrijven kan gezien worden als een 'standaard melkveehouderij'.
(3) Belang van waterkwaliteit
Alle agrariërs vinden de oppervlaktewaterkwaliteit belangrijk. Het gemiddelde gewicht dat eraan werd gegeven is een 8,5. Iedere agrariër noemde als reden dat het vee ’s zomers dit water als drinkwater gebruikt. Eén agrariër droeg ook aan dat de ecologie van de watergang belangrijk was. “Als er veel waterplanten in mijn sloot zitten, is dit namelijk goed voor de drinkwaterkwaliteit van mijn vee”, was zijn reactie. De biologische boer vond vooral het aanzicht van de watergang met veel mooie waterplanten belangrijk. Zaken als een verhoogde natuurwaarde of biodiversiteit werden niet aangedragen als argument.
(4) Bekendheid met maatregelen
De ondervraagde agrariërs zijn over het algemeen goed bekend met de maatregelen. Drie wisten er niet wat de maatregel ‘Zuiverende slootsystemen’ inhoudt. Verder was de maatregel ‘Biomassateelt’ niet bekend bij twee van de agrariërs.
(5) Huidige toepassing van maatregelen
De maatregel die op dit moment het meest wordt toegepast om de waterkwaliteit te verbeteren is ‘Baggeren en slootschonen’. Verder worden ’Kringlooplandbouw’ en ‘Erfafspoeling verminderen’ vaak al gedeeltelijk toegepast. Andere maatregelen, die in mindere mate toegepast worden zijn ‘Duurzaam graslandbeheer’ en ‘Vergroten mestopslag’. Maatregelen die niet werden genoemd zijn: “Mestscheiding”, “Onderwaterdrainage”, ‘Bufferstroken en –zones’, ‘Biomassateelt’, ’Nvo’s en zuiverende slootsystemen’ en ‘Peilbeheer’.
(6 en 7) Waardering mogelijke maatregelen
In tabel 2 zijn de resultaten weergegeven van de vragen 6 en 7.
Tabel 2: Resultaten vraag 6 en 7
De maatregelen ‘Kringlooplandbouw’, ‘Duurzaam grasland beheer’ en ’Vergroten mestopslag’ zijn het populairst onder de geïnterviewde agrariërs als het gaat over toepasbaarheid binnen het bedrijf in de huidige situatie. De minst populaire maatregelen bij deze vraag zijn ‘Bufferstroken en -zones’, ‘Biomassateelt’, ‘Onderwaterdrainage’ en ‘Mestscheiding’.
Bij de vraag welke maatregel met subsidies het best toepasbaar is binnen het boerenbedrijf, zijn ‘Vergroten mestopslag’, ‘Baggeren en slootschonen’ en ’Mestscheiding’ het best beoordeeld. ’Bufferstroken en –zones’, iomassateelt’ en ‘Maïs, niet scheuren grasland’ zijn het slechtst beoordeeld. Ook de maatregel ‘Nvo’s en zuiverende slootsystemen’ en ‘Verschralen’ kregen veel negatieve beoordelingen. Opvallend is dat ’Mestscheiding’, ’Onderwaterdrainage’ en ‘Erfafspoeling verminderen’ er flink op vooruitgaan in punten als er subsidie verleend zou worden.
Discussie
Welke maatregelen passen goed in de huidige bedrijfsvoering?
Agrariërs vinden ‘Kringlooplandbouw’ goed toepasbaar in de huidige bedrijfsvoering. Bijna allemaal vinden ze dit de beste maatregel. Hij kan namelijk geld opleveren door een hogere gewasopbrengst en de besparing op kunstmest. Verder zijn de agrariërs van mening dat deze maatregel de toekomst heeft. ’Duurzaam graslandbeheer’ vinden ze goed toepasbaar omdat een beter grasbestand betere benutting van de mest betekent. In de huidige bedrijfsvoering is elke agrariër meer of minder al bezig met deze maatregel, want iedereen wil een zo hoog mogelijke grasproductie. Voor de optimalisatie van dit proces staan veel agrariërs open. ’Vergroten mestopslag’ heeft als voordeel dat men meer keuze heeft voor het tijdstip van uitrijden. In de huidige situatie zitten de mestkelders na de winter vaak overvol en wordt massaal uitgereden op 1 februari. Op deze datum groeit het gras nog nauwelijks en lopen veel nutriënten vaak onbenut de sloot in. Bij het vergroten van de mestopslag kan men de mestgift meer over het jaar verspreiden en is de benutting van de nutriënten dus beter.
Afbeelding 1. Agrariërs discussiëren langs de waterkant (Foto: PPP Agro Advies)
Het belangrijkste argument om ‘Bufferstroken en -zones’ en ’Nvo’s en zuiverende sloot-systemen’ aan te wijzen als slechtste maatregel is landverlies en dus productieverlies. Percelen in het veenweide gebied zijn al erg smal en als daar ook nog een bufferstrook langs komt, blijft er heel weinig ruimte over. “Deze maatregel past gewoon niet in het veenweidegebied.”
Door Alterra is recent onderzoek gedaan (met o.a. een proeflocatie in Zegveld) met als conclusie dat bufferstroken maar beperkt (kosten)effectief zijn in veenweiden. Opvallend is dat de biologische boer deze maatregel juist wel ziet zitten. Met ‘Biomassateelt’ hebben de meeste agrariërs niets. “Veel werk voor weinig geld en het levert niets op.” De hoge kosten zijn de belangrijkste reden dat ’Onderwaterdrainage’ nog niet goed in de huidige bedrijfsvoering past. Bovendien is er nog weinig bekend over de effectiviteit. “Laten we eerst de onderzoeken afwachten.” De maatregel ‘Mestscheiding’ is te duur en krijgt als tegenargument dat het bedrijf hiervoor vaak te klein is. Bovendien zijn er problemen met het duurzaam gebruik van de dikke fractie in het boerenbedrijf. De dikke fractie kan toegepast worden als bed in de veebox, maar veel agrariërs vrezen dat hiermee de diergezondheid in gevaar komt. Ook bij de maatregel ‘minder mineralen in veevoer’ zijn agrariërs bang dat het niet goed is voor de vruchtbaarheid en de gezondheid van het vee.
De lijst verandert als de maatregelen gesubsidieerd worden
Veel maatregelen zijn niet populair vanwege de hoge kosten. Om deze reden is dezelfde vraag nogmaals gesteld, maar dan in een situatie met financiële ondersteuning van de maatregel. Op het moment wordt erover gediscussieerd de landbouwsubsidies te koppelen aan vergroeningsmaatregelen via het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De kans bestaat dat sommige van de genoemde maatregelen daarbij in aanmerking komen voor subsidie. De lijstjes met drie beste en drie slechtste maatregelen veranderen dan behoorlijk.
Met subsidie wordt de maatregel ‘Vergroten mestopslag’ het populairst onder de geïnterviewde agrariërs. De argumenten veranderen niet, maar door gedeeltelijke externe financiering wordt deze maatregel nog aantrekkelijker. De voor- en tegenstanders van ’Baggeren en slootschonen’ blijven onveranderd. In de huidige situatie verplicht de keur de agrariërs tot het onderhouden en op diepte houden van de sloten. Opvallend is de populariteit van de baggerspuit. Deze techniek werkt snel en eenvoudig en geeft een extra vocht- en fosfaatgift aan het gewas. Wel wordt de verspreiding van onkruid als knelpunt aangedragen.
‘Mestscheiding’ is als populaire maatregel genoemd, omdat de dunne fractie als kunstmest aangewend kan worden. Agrariërs kunnen zo beter sturen op het toedienen van fosfaat of stikstof. Bovendien kan de dunne fractie goedkoper worden afgevoerd. Vanwege de hoge kosten is deze maatregel alleen populair in geval van subsidies.
Ten behoeve van het verbouwen van maïs vindt bodembewerking (ploegen) plaats. Dit versnelt de bodemdaling en daarmee de uitspoeling van nutriënten uit het perceel. De meeste agrariërs telen niet of nauwelijks maïs meer. “In de polder hoort ook gewoon gras.”
‘Onderwaterdrainage’ is in de huidige situatie te duur, maar met subsidies wordt deze maatregel voor veel agrariërs wel erg interessant. Dat de maatregel toch niet hoog scoort komt doordat er enkele tegenstemmers zijn. Dit zijn echter vooral klei-op-veen-boeren, voor wie onderwaterdrainage niet interessant is. Bij de voorstemmers staat de maatregel met 20 punten op de tweede plaats. Belangrijkste argumenten voor onderwaterdrainage zijn: kunnen sturen op draagkracht van het perceel en tegengaan van bodemdaling. “Als we hier in de toekomst nog willen boeren, zullen we iets aan de bodemdaling moeten doen.” Het sturen op bodemleven en nutriënten in de bodem zijn niet genoemd. De versnippering die ontstaat in het waterbeheer wordt wel als knelpunt gezien.
Kansrijke maatregelen als ‘kringlooplandbouw’ en ‘duurzaam graslandbeheer’ kunnen met subsidies wellicht nog grootschaliger worden toegepast dan nu het geval is.
Maatregelen om de erfafspoeling te verminderen zijn in de ogen van de meeste agrariërs in de huidige situatie niet kosteneffectief genoeg. Bovendien denken veel agrariërs dat de uitstoot op hun erf relatief klein is. Wel is men positief over een simpele maatregel op het erf als de ‘absorberende onderlaag’ om lekkage van perssappen uit de voerkuil tegen te gaan. Cofinanciering maakt maatregelen op het erf wel aantrekkelijk.
De resultaten zijn gebaseerd op een steekproef in een beperkt deel van het veenweidegebied. Het onderzoek geeft daarom slechts een indicatie van hoe de boeren tegenover de verschillende maatregelen staan. Het waterschap, LTO Noord en andere partijen, zoals provincie en praktijkonderzoekers, willen de komende jaren samenwerken om de waterkwaliteit te verbeteren. De resultaten van dit onderzoek dienen als ondersteuning voor de keuze van oplossingsrichtingen.