Bij hun dagelijkse werkzaamheden treffen vissers en medewerkers van waterschappen, zoals onderhoudsmedewerkers en muskusrattenbeheerders, regelmatig levende bijvangsten aan in hun vang- en vistuigen. Wat mag en kan eigenlijk met deze bijvangsten? Is dit verschillend voor inheemse en uitheemse dieren? En voor gewervelden en ongewervelden? Met dit artikel lichten we de praktische implicaties van de juridische kaders toe.
Download hier een pdf van dit artikel.
In de Nederlandse wetgeving wordt geen definitie van bijvangst gegeven, terwijl het woord in de visserijwetgeving wel gebruikt wordt. De Europese Commissie verstaat in het kader van visserij onder bijvangst ‘soorten die niet tot de doelsoorten behoren of niet aan bepaalde criteria voldoen’ [1]. Die criteria gaan bijvoorbeeld over de lengte van de vis. In Wikipedia wordt een definitie van bijvangst gegeven die wij in dit artikel ook volgen: “de vangst van (andere) vissoorten of dieren waarop niet bedoeld gevist wordt”.
De verscheidenheid aan bijvangsten is groot. In de gedragscode voor muskus- en beverrattenbestrijding [2] is afgesproken dat dode dieren centraal worden geregistreerd, namelijk op www.vangstregistratie.nl. Zo zijn in de periode 2007-2010 in de muskusrattenbestrijding 80 soorten als bijvangst geregistreerd, waaronder 15 soorten zoogdieren, circa 35 soorten vogels en ruim 20 soorten vissen. Veruit de meest gevangen soorten zijn de bruine rat (40% van het totaal aantal bijgevangen dieren) en de woelrat (30%). Daarnaast worden ook de wilde eend, waterhoen, aalscholver, snoek, blankvoorn, zeelt, bunzing en Amerikaanse rivierkreeft frequent bijgevangen [3].
Bijgevangen soorten zijn inheemse soorten, maar ook exotische plaagdieren, zoals zonnebaars en rivierkreeft. Als het levende dieren betreft dan vragen medewerkers in het veld zich met enige regelmaat af: “Wat mag of moet ik met deze bijvangst doen?” Op deze vraag geven we in dit artikel een antwoord. Hierbij gebruiken we de regels van de Flora- en faunawet, de Visserijwet 1963 en de Gezondheids- en welzijnswet dieren.
Afbeelding 1. Bijvangst van paling Foto uit [2].
Het juridische kader
In de zoektocht naar het antwoord op de vraag: ‘wat mag of moet ik met levende bijvangst doen?’ gaan we trapsgewijs te werk. Overkoepelend is de algemene zorgplicht die is vastgelegd in de Flora- en faunawet en in de Gezondheids- en welzijnwet dieren (A). Deze geldt voor alle soorten die gevangen worden en voor alle activiteiten die verder worden besproken.
Verder is het noodzakelijk te differentiëren naar soorten en handelingen die ofwel onder de Visserijwet vallen ofwel onder de Flora- en faunawet (B). Tenslotte verschillen de beschermingsniveaus per diersoort: gaat het om een ’exoot’ of ’uitheemse soort’ (C) of niet (D).
In dit artikel bedoelen we met ‘dieren’: gewervelden plus schaal- en schelpdieren. Onderstaande bespreking is gericht op de levende bijvangst bij verschillende vis- of vangactiviteiten en niet op de soort die het doel is van de inzet van visser of vanger.
Afbeelding 2. Systematiek van voor bijvangsten relevante wetgeving
Terugzetten en uitzetten
Belangrijk bij de toepassing van de wetten zijn de begrippen ‘uitzetten’ en ‘terugzetten’. Bij terugzetten wordt een organisme op dezelfde locatie teruggeplaatst; bij uitzetten gaat het om het verplaatsen van organismen naar een andere plek, bijvoorbeeld van binnen naar buiten een gedefinieerd watersysteem.
Het uitzetten van dieren of eieren in de vrije natuur is verboden volgens artikel 14 van de Flora- en faunawet. Dit verbod geldt niet voor soorten die onder de Visserijwet vallen (dit zijn de 144 soorten die worden genoemd in de Uitvoeringsregeling Visserij). In visrechten en -vergunningen kunnen wel restricties aan de visserij worden opgelegd, bijvoorbeeld een verbod op uitzetten. Een uitzondering geldt voor een aantal uitheemse rivierkreeftsoorten volgens artikel 28 van de Uitvoeringsregeling visserij: het is verboden deze soorten in binnenwateren uit te zetten. Verleende visrechten en -vergunningen kunnen dit uitzetverbod niet opheffen.
Zorgplicht: Flora- en faunawet en Gezondheids- en welzijnswet dieren (A)
De Flora- en faunawet erkent de intrinsieke waarde van elk in het wild levend dier in de wetsaanhef. Dit betekent dat alle dieren voor de wet van waarde zijn en dat mensen daar niet onzorgvuldig mee om mogen gaan. In artikel 2 van de Flora- en faunawet is hiervoor de zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren (dus niet alleen de beschermde dieren) en hun leefomgeving. Deze voorzorgsbepaling is dus ook van toepassing op exotische soorten, inclusief exotische vissen – of ze nu wel of niet onder de Visserijwet vallen. Van een rattenvanger wordt bijvoorbeeld verwacht dat hij al het mogelijke doet om bijvangsten te voorkomen. Denk dan aan de keuze van de juiste kooien en klemmen en de locatie van het vangtuig. Als in alle redelijkheid aan die zorgplicht voldaan wordt is het de rattenvanger niet aan te rekenen als er toch bijvangst is.
Volgens artikel 36 lid 1 van de Gwwd is het “verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.” Dit betekent niet dat je een dier niet mag doden. Doden moet wel op diervriendelijke wijze plaatsvinden. Het Besluit doden van dieren schrijft in artikel 3 voor dat bij het doden de dieren elke vermijdbare opwinding, lijden of pijn bespaard moet worden. Het doden moet uitgevoerd worden door personen die hiervoor de nodige kennis en vaardigheden bezitten. De kennis en vaardigheden die een persoon hiervoor moet hebben zijn niet nader gespecificeerd. Het is aan de uitvoerende persoon of instantie om te bepalen of aan de voorwaarden aan kennis, vaardigheden en dierenwelzijn voldaan wordt.
Het Besluit doden van dieren is van toepassing op zoogdieren, reptielen, amfibieën en vogels (artikel 1, Besluit doden van dieren). Vissen en ongewervelden vallen dus niet onder dit Besluit. Het doden van vissen en ongewervelden is daarmee niet nader aan regels gebonden, behalve aan de algemene bepaling van de Gwwd dat dieren geen onnodig lijden toegebracht mag worden. In de praktijk betekent dit dat ook vissen en ongewervelden naar beste inzicht humaan gedood moeten worden.
De Visserijwet en de Flora- en faunawet (B)
Eerder is in H2O [4] is beschreven dat alle activiteiten die ondergebracht kunnen worden onder de handeling ’vissen’, vallen onder de Visserijwet. Daarnaast is de wet van toepassing op de soorten die zijn omschreven in artikel 1.2 van de Visserijwet en opgesomd in de Uitvoeringsregeling visserij. Soorten die niet onder de Visserijwet vallen, vallen onder de Flora- en faunawet.
De handeling ’vissen’ wordt in de Visserijwet gedefinieerd als “het te water brengen, lichten of ophalen van vistuigen alsmede het op enigerlei andere wijze pogen om vis uit het water te bemachtigen”. Zodra vistuig ingezet wordt, is er dus sprake van ’vissen’. Als het doel van een handeling is om vis uit het water te halen, dan valt dit ook onder de definitie van ’vissen’. Een muskusrattenbeheerder poogt bijvoorbeeld wel muskusratten te vangen, maar niet om vissen te bemachtigen. Daarvoor gebruikt hij verschillende vangtuigen, zoals fuiken en kooien, die specifiek ontworpen zijn voor het vangen van muskusratten en beverratten. Een muskusrattenbeheerder is daarmee dus niet aan het vissen, hoewel er wel vis in zijn fuik terecht kan komen. Echter, als een plastic zak met aas in het water wordt gelaten met het doel vis of kreeften te vangen, dan wordt er wel gevist. Er wordt namelijk getracht vis uit het water te halen. De plastic zak geldt dan als vistuig, met de aantekening dat dit illegaal vistuig is.
Uitheemse diersoorten (C) en inheemse diersoorten (D)
Een exoot is een uitheemse plant die of een dier of micro-organisme dat Nederland niet op eigen kracht kan bereiken maar door menselijk handelen (transport, infrastructuur) terecht is gekomen in de Nederlandse natuur [5].
Een officiële lijst van wat inheemse of uitheemse diersoorten zijn, bestaat niet. Wel kan in de soortendatabase van het ministerie van Economische Zaken gezocht worden naar de beschermingsstatus van een soort. Of een soort inheems of uitheems is, wordt onder andere bediscussieerd in de Werkgroep Exoten van de WEW/NECOV, die hierover ook een website bijhoudt. Het Nederlandse Soortenregister houdt lijsten bij van uitheemse soorten die zich langer dan tien jaar in Nederland gehandhaafd hebben.
Volgens artikel 9 en 10 van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen en te verontrusten. Deze verboden zijn daarmee niet van toepassing op uitheemse soorten. Als de bijvangst een uitheemse soort betreft dan zou deze eventueel wel onder internationale bescherming kunnen vallen, bijvoorbeeld onder de Vogelrichtlijn of onder de Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora (CITES). Als een internationale bescherming geldt, dan wordt dit in de soortendatabase van het ministerie van Economische Zaken gemeld.
Als een soort op geen enkele wijze een beschermde status heeft, dan mag deze wel gedood, verwond, gevangen of verontrust worden, als dat maar op humane wijze gebeurt (i.e. als de zorgplicht uit de Flora- en faunawet en de Gwwd in acht genomen wordt).
Praktijkvoorbeelden: wat is toegestaan bij bijvangst?
Voorbeelden bij afbeelding 2:
1. Exotische rivierkreeften als bijvangst in de vistuigen van vissers en vangtuigen van muskusrattenbestrijders:
• Uitheemse soorten die in de Uitvoeringsregeling visserij worden genoemd, zoals de uitheemse rivierkreeften, mogen alleen behouden worden als de vanger de juiste visrechten heeft. Anders moeten deze uitheemse soorten teruggezet worden. Let wel, terugzetten, niet uitzetten op een andere locatie en/of in een ander watersysteem. In het geval van uitheemse rivierkreeften moeten de vissers in ieder geval in het bezit zijn van schaaldier-visrecht om ze te mogen houden. De Visserijwet heeft in deze een beschermende werking voor uitheemse soorten. Zie punt 3 voor een vergelijking met uitheemse soorten die onder de Flora- en faunawet vallen.
• Muskusrattenbestrijders zijn niet in het bezit van visrechten en moeten de rivierkreeften dus terugplaatsen.
• Als de rivierkreeftenbehouden worden dient het doden op humane wijze te gebeuren. Dit hoeft niet door een deskundige, omdat het een ongewervelde betreft.
2. Bijvangst van snoek en blankvoorn in de vangsttuigen van vissers en muskusrattenbestrijders:
• Inheemse soorten als snoek en blankvoorn, die in de Uitvoeringsregeling visserij genoemd worden, mogen alleen behouden worden als de visser of vanger hiervoor over de juiste visrechten beschikt. Anders moeten deze inheemse soorten teruggezet worden.
• Muskusrattenbestrijders zullen vanuit hun functie niet beschikken over de juiste visrechten om deze soorten te mogen behouden en moeten ze dus terugzetten.
• Als de soorten behouden mogen worden, dan dienen ze op een humane wijze gedood worden. Dit hoeft niet door een deskundige te gebeuren.
3. Bijvangst van zonnebaars en schildpadden in de vangsttuigen van vissers en muskusrattenbestrijders:
• Uitheemse soorten die niet de Uitvoeringsregeling visserij genoemd worden, vallen onder de Flora- en faunawet, maar worden niet beschermd door artikel 9 en 10 van deze wet. Vissers en muskusrattenbeheerders mogen uitheemse soorten als zonnebaars en schildpadden dus vangen, doden en verontrusten, als die soorten ten minste niet door andere, internationale regelgeving worden beschermd.
• Als het vissen of ongewervelden betreft dan hoeven deze soorten niet door een deskundige, maar wel zo humaan mogelijk gedood worden.
• Schildpadden zijn gewerveld en moeten door een deskundig geacht persoon humaan gedood worden.
4. Bijvangst van inheemse kikkers, amfibieën en reptielen in de vangsttuigen van vissers en muskusrattenbestrijders:
• Inheemse kikkers, amfibieën en reptielen vallen onder de Flora- en faunawet.
• Volgens artikel 9 en 10 van de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen of te verontrusten.
• Zowel vissers als muskusrattenbestrijders dienen de inheemse gewervelden terug te zetten.
• Voor het houden en vervoeren van groene kikkers, bruine kikkers en gewone padden waarvan de metamorfose nog niet is voltooid (dus ook voor hun eieren), gelden overigens wel speciale vrijstellingen voor onderwijsdoelstellingen (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten).
Onze dank gaat uit naar mr. J.J. Ostendorf voor zijn medewerking aan dit artikel.
Literatuur
1. Mededeling van de Commissie aan de raad en het Europees Parlement: Een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen. COM (2007)136.
2. Landelijke Coördinatie Commissie Muskusrattenbestrijding (2007). Gedragscode voor de muskus- en beverrattenbestrijding.
3. Klop, E., Heide, J.E. van der, Schoppers, E. (2011). Bijvangsten muskusrattenbestrijding. Trends, oorzaken en maatregelen. Groningen, Royal Haskoning B.V.
4. Vos, J.H., Gylstra, R., Koese, B. & Brederode, L. van. (2010). Is vissen op exotische rivierkreeften en de Chinese wolhandkrab toegestaan? H2O, 7, 20-21.
5. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (2007). Beleidsnota invasieve exoten.