De derde droge zomer op rij heeft ook gevolgen voor de natuur onder water. De waterschappen proberen het ecosysteem, al dan niet met kunst- en vliegwerk, te redden, maar de vraag is hoe lang dat nog lukt. ‘’Het systeem is verstoord.’’
door Pauline van Kempen
Drooggevallen beken, dode vissen, verdwenen insecten en drabbige blauwalg. De gevolgen van de droogte, of beter de extreme weersomstandigheden, zijn de afgelopen zomers op en rond het water onmiskenbaar.
Vlak voor de zomervakantie van 2018 was het opeens paniek, herinnert Marianne Thannhauser van Wetterskip Fryslân zich. ‘’Er was veel blauwalg en de waterstand buiten de boezem was een stuk lager dan normaal. Voor het eerst waren nu ook de burgers ongerust.’’
Dat herkent haar collega Bert Knol van Waterschap Vechtstromen. ‘’Ik vergelijk het altijd met de zure regen’’, zegt hij. ‘’Dat wilde eerst ook niemand geloven. Er is lang over klimaatverandering gesproken, nu ziet iedereen het met eigen ogen.’’
De waterschappen zijn, samen met Rijkswaterstaat, de provincies en de gemeenten, al veel langer bezig om de
oppervlaktewater op orde zijn. Dat wil zeggen dat de flora en fauna er goed gedijen. ecologische kwaliteit van het water in sloten, beken, rivieren en meren te verbeteren. Daartoe zijn ze ook verplicht door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), die voorschrijft dat in 2027 zowel de chemische als ecologische kwaliteit van het grond- en
'Libellen zijn het haasje: hun larven overleven het niet'
Rivierdonderpad
Uit onderzoek dat Knol samen met anderen deed naar het effect van de droge zomer van 2018 op de macrofauna (waterinsecten, bloedzuigers, slakken) in laaglandbeken, bleek dat vooral de zogenoemde stromingsminnende soorten er flink in aantal op achteruitgegaan waren. ‘’De soorten die kunnen vliegen, zoals muggen, waterkevers en wantsen, redden zich beter. Die zoeken het verderop. Maar libellen bijvoorbeeld zijn het haasje: hun larven overleven het niet.’’
Ook bijzondere vissoorten als de rivierdonderpad en de beekprik hebben het moeilijk op de hoge zandgronden, weet de beleidsadviseur watersysteem van Vechtstromen. ‘’Zij kunnen wel afzwemmen naar beneden, maar niet naar boven. Hun eitjes leggen ze op grind, daar moet tot mei water staan.’’
In het werkgebied van Vechtstromen - Oost-Nederland van Emmen tot Enschede - is dat een probleem. In het noordelijk deel wordt nog wel water aangevoerd via de IJssel, maar in het zuidelijk deel is die mogelijkheid er niet. Daar valt zeker 80 procent van de beken droog, schat Knol.
Blauwalg
In Friesland is de hoeveelheid water in het boezemsysteem niet de grootste zorg, stelt Thannhauser, die adviseur ecologie en waterkwaliteit is bij Wetterskip Fryslân. ‘’Dat is de opkomst van blauwalg, daar hebben onze zwemmers last van. Wij laten water in via het IJsselmeer, zodat het systeem op niveau blijft. Het moet wel heel extreem worden wil dat niet meer lukken. Maar wij zijn niet de enige en in de afgelopen zomers naderde de watervoorraad van het IJsselmeer het kritieke peil. Daardoor konden we maar een beperkte hoeveelheid inlaten, wat direct gevolgen had voor de waterkwaliteit.’’
Anders zit het met de hoger gelegen gronden in het zuidoosten Friesland, waar veel sneller sprake is van watertekort, en op de eilanden. In de vroege zomer van 2019 was in een van de zwemduinmeren op Schiermonnikoog het waterpeil zo laag dat het helofytenfilter droogviel. Daardoor was er opeens massaal blauwalg aanwezig. Met een noodpomp is het filter toen weer ingeschakeld. Thannhauser: "Zo moeten we steeds vaker gebruikmaken van noodoplossingen om het watersysteem te herstellen.’’
In het laagveengebied De Deelen legden zwanenmosselen massaal het loodje, omdat zij een watertemperatuur boven de 24 graden niet kunnen verdragen. In een zijtak van de Linde snakten vissen naar adem. ‘’Ze lagen voor een stuw, en als het dan ‘s nachts niet voldoende afkoelt en ze zijn met veel, gaat het mis. Uiteindelijk hebben ze het overleefd doordat er zuurstofrijk en koeler water vanuit de Linde is overgepompt.’’
'Warmte heeft ook effect op de vegetatie en op het leven onder water'
Ontwatering
De vraag is, opperen zowel Thannhauser als Knol, in hoeverre ingrijpen gewenst is. "Warmte heeft ook effect op de vegetatie en op het leven onder water. Vennen in natuurgebieden en sloten komen droog te staan, dat is voor een deel van het oppervlaktewater een natuurlijk proces. Maar in Nederland zijn we dat niet gewend, we willen alles onder controle hebben’’, aldus Thannhauser.
Die vraag is des te prangender nu de droogte structureel lijkt te worden. "In 2003 hadden we ook een heel droge zomer, de grond was helemaal opengescheurd. Dat heeft zich wel hersteld, maar wat als het jaar op jaar gebeurt?’’
Het is niet alleen de droogte waardoor de grondwaterstand zo laag is, benadrukt Knol. "Ook de drinkwaterwinning draagt daaraan bij. Het systeem is verstoord. Het stedelijk oppervlak is vergroot, er zijn wegen aangelegd en voor de landbouw is veel ontwaterd. Alles is erop ingericht om het water zo spoedig mogelijk af te voeren. Daar komen we nu van terug.’’
De remedie is systeemherstel: beken moeten verondiept worden, riviertjes moeten weer meanderen, sloten gedempt, stuwen weggehaald
Systeemherstel
De remedie is systeemherstel, bepleit hij. Beken moeten verondiept worden, zodat het beekdal minder snel verdroogt. Riviertjes moeten weer meanderen, zodat meer water kan worden vastgehouden, en sloten in natuurgebieden en bossen gedempt. Barrières, zoals stuwen, moeten in natuurlijke beken zoveel mogelijk weggenomen worden.
Ook in het boerenland moet het water vastgehouden worden, bijvoorbeeld met boerenstuwtjes. Het vochthoudend vermogen van de bodem moet omhoog door organische mest in plaats van kunstmest te gebruiken. "Met boeren spreken wij over het telen van gewassen die beter bestand zijn tegen droogte’’, vertelt Knol.
De natuur is veerkrachtig en er hoeven maar een paar enkelingen te overleven om de soort te redden, meent de waterschapper. ‘’Daarvoor is het behoud en herstel van permanent watervoerende natte natuur, zoals bronbeken, nat broekbos en moeras, van essentieel belang. Van hier uit kunnen soorten herkoloniseren, als ze tenminste niet gehinderd worden door barrières zoals stuwen.’’
Voor sommige soorten is het mogelijk al te laat, constateert hij. "De rivierdonderpad hebben wij het afgelopen najaar in het beeksysteem van de Bovendinkel niet meer aangetroffen. De beekprik nog wel, maar veel minder dan vorig jaar.’’