‘Cultuurhistorische sporen in de hoogvenen, bijvoorbeeld drainagegreppels of turfputten, kunnen helpen bij natuurherstel’, dat betoogt landschapshistoricus Maurice Paulissen. Hij promoveerde onlangs aan de WUR op een onderzoek naar de lange-termijngeschiedenis van mens en hoogveen.
Hoogvenen zijn moerassen met veenmossen als belangrijkste vegetatie. Dit landschapstype kwam in Nederland en de omringende landen veel voor. Door ontginning (voor landbouw) en grootschalige turfwinning is verreweg het meeste hoogveenlandschap verdwenen.
Overgebleven hoogveengebieden zijn in Nederland nog te vinden in bijvoorbeeld Drenthe en Brabant en gelden als beschermde natuurgebieden met zeldzame biodiversiteit. De wens tot natuurherstel van hoogveengebieden komt verder voort uit de eigenschap om koolstof uit de atmosfeer en regenwater vast te houden in de turflagen.
Paulissen onderzocht hoe het typische hoogveenlandschap het menselijk handelen heeft beïnvloed en onderzocht ook de sporen die de mens in het landschap heeft nagelaten. “Er heerst vanouds een clichébeeld over veen als onherbergzaam, onaantrekkelijk gebied. Maar dat klopt historisch niet. Hoogveengebieden waren grensgebieden, die gemeenschappelijk werden beheerd en – zeker vanaf de late middeleeuwen – van enorme waarde waren vanwege de behoefte aan brandstof en de aanwezigheid van turf.”
De ontginning voor landbouw en het grootschalige afgraven van turf heeft veel sporen nagelaten in het landschap. “Dat is heel gevarieerd, natuurlijk sporen die direct te maken hebben met het afgraven, zoals fabrieken en greppels, maar er zijn ook indirectere sporen. De komst van protestantse turfstekers was bijvoorbeeld opvallend in de overwegend katholieke Peel. Dat zie je terug in de kerken en nederzettingen die toen zijn gebouwd.”
Draagvlak
Volgens Paulissen zijn vooral veel culturele sporen in het landschap aan te treffen op plekken waar hoogvenen het intensiefst zijn gebruikt. “Gebruik deze sporen om het draagvlak voor bijvoorbeeld natuurherstel, maar ook voor natuurbeheer in brede zin, te vergroten.”
In bijvoorbeeld Drenthe en de Peel is het (voormalige) hoogveen onderdeel van de culturele identiteit. “Door mensen meer te betrekken bij het beheer van hieraan verbonden erfgoed, krijgen ze ook de regie terug over de omgeving. Als je dat structureel maakt, dan helpt dat bij het uitvoeren van natuurherstelprojecten.”
Ook op een directe manier kunnen sporen van menselijke activiteiten bijdragen aan natuurherstel. Het is bekend dat nieuwe veenmosgroei vaak voortkomt in oude drainagegreppels of turfputjes. Dit zijn natte en beschutte plekken waar nieuwe veenmossen kunnen groeien en hoogveenherstel kan beginnen.
“Menselijk ingrijpen heeft een groot effect gehad op het hoogveenlandschap”, stelt Paulissen. “Dat is onmiskenbaar en ik wil de schade die is aangericht zeker niet bagatelliseren. Maar de relatie tussen mens en natuur is complex en in dit specifieke geval zijn het sporen van menselijk handelen die een begin van veenherstel mogelijk maken. Zowel de natuur als het culturele erfgoed in onze landschappen kan er baat bij hebben als we mens en natuur minder als tegenstelling gaan zien.”