Minister Barry Madlener van Infrastructuur en Waterstaat heeft besloten dat de bakenbomen langs honderd kilometer rivieroever van de Maas mogen blijven. Rijkswaterstaat was van plan om de bomenrijen te laten verdwijnen.
Het besluit voor behoud van de bakenbomen is genomen op uitdrukkelijke wens van regionale overheden, de gemeenten, provincies en waterschappen langs de bedijkte Maas. Ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving adviseerden de minister om de markante bomenstructuur te behouden. Rijkswaterstaat garandeert nu dat nieuwe aanplant van bakenbomen de komende 100 jaar het landschap langs de Maas mag opfleuren.
Saskia Boelema, gedeputeerde Water en Bodem van de provincie Noord-Brabant noemt het besluit van minister Madlener 'een mijlpaal'. “De bakenbomen staan op het snijvlak van waterbeheer, erfgoed en natuur. Ik ben heel blij dat het gelukt is om de unieke betekenis van de bakenbomen bij de minister onder de aandacht te brengen, met het positieve besluit tot gevolg. De provincie Noord-Brabant blijft zich inzetten om samen met Gelderland, Limburg en de betrokken gemeenten tot werkbare afspraken met Rijkswaterstaat te komen.”
De bakenbomen vormen al 80 jaar een opvallend lint in het landschap tussen Den Bosch en Geertruidenberg. Aan weerszijden van de oever van de Maas staat om de 100 meter een forse canadapopulier. Ze zijn in jaren dertig van de vorige eeuw geplant toen de Maas grotendeels is rechtgetrokken ten dienste van de scheepvaart. De bakenbomen dienden bij hoogwater en mist als markering voor de binnenvaartschepen, om koers te houden in de vaargeul.
Uitsterfbeleid
Sinds 2006 hanteert Rijkswaterstaat een uitsterfbeleid voor deze bomen, omdat ze hun functie zijn kwijtgeraakt sinds de komst van moderne navigatietechnieken in de binnenvaart. Ook vond Rijkswaterstaat het onderhoud van de bomen te duur. Daarom werd ervoor gekozen om elke populier die omviel niet te vervangen. Gemeenten langs de Maas steunden het geleidelijk afschaffen van de bakenbomen.
Daarin kwam een ommekeer toen inwoners langs de Maas zich gingen verzetten tegen het verdwijnen van de bakenbomen. Dat gebeurde bij de uitwerking van de plannen voor dijkversterking en nieuwe natuur in het project Meanderende Maas. Pas toen drong het tot de inwoners van de Maasvallei door dat een streep was gezet door de toekomst van de bakenbomen. Dat was tegen het zere been, want inwoners langs de Maas vonden dat de bomen onlosmakelijk horen bij het landschap en de identiteit van de rivier.
Daarop besloten 3 betrokken provincies, 13 gemeenten en 3 waterschappen langs de Maas om tot een gezamenlijke strategie te komen om de bakenbomen alsnog te behouden. Daarin nam landschapsarchitect Hans van Engen het voortouw.
Het plan
Het plan houdt in dat als de huidige bomen vanwege ouderdom sneuvelen er nieuwe zwarte populieren worden geplant in dezelfde laanstructuur. Het plan kreeg bijval van de Rijksdienst voor het Culturureel Erfgoed, die de structuur van de bakenbomen rekent tot het landelijk groen erfgoed. Ook de Rijksadviseur van de Fysieke Leefomgeving voerde een pleidooi voor behoud van het lange bomenlint langs de rivieroever in Zuid-Nederland. De Rijksadviseur spreekt van een bomenrij van nationaal belang in het landschap.
Minister Madlener heeft nu formeel besloten om de koers voor de bakenbomen te wijzigen. Rijkswaterstaat gaat samen met regionale overheden aan de slag om nieuwe bomen te planten en te beheren. Bij de herplant wordt gekozen voor zwarte populieren, een inheemse boomsoort die vanouds groeit in het rivierengebied.