Rivieren reageren onvoorspelbaar op klimaatverandering en gewijzigd landgebruik. Daarom is het hard nodig om deltagebieden intensief te bewaken en te werken aan slimme oplossingen, stelt Ton Hoitink vandaag in zijn intreerede als persoonlijk hoogleraar aan Wageningen University & Research.
Zo’n gecombineerde aanpak verhoogt volgens Hoitink de veiligheid, houdt vaargeulen bevaarbaar, voorziet in zoetwatervoorziening en versterkt de biodiversiteit. Voor Nederland, maar ook voor andere deltagebieden in de wereld, is het beheer van de rivierstromen van levensbelang, aldus de nieuwe hoogleraar hydrologie en kwantitatief waterbeheer. Door klimaatverandering en ander landgebruik zegt het verleden weinig over toekomstige extreme afvoeren van rivieren.
Afzettingen
"Een rivierbodem is niet statisch, ze evolueert’’, legt hij uit. ‘’Door erosie en afzettingen verandert de bedding voortdurend. Dat betekent dat zandbanken ontstaan en opschuiven, duinen aangroeien en de hele rivier zelfs zijwaarts kan opschuiven.”
De hoeveelheden water en sediment die mee stromen, bepalen of er erosie dan wel sedimentatie optreedt. Komt er meer sediment in het water dan de rivier kan dragen, dan zakken de zwaardere deeltjes naar de bodem of hechten zich op de oevers. Komt er minder sediment de rivier in, dan treedt er erosie op. De bodem en de oevers slijten dan uit en nemen de bodemdeeltjes mee stroomafwaarts.
Darwin
Dat rivieren onverwachte geheimen hebben, ontdekte Hoitink op Borneo. "In de rivier Makaham zagen we, volstrekt tegen de regels in, sedimentafzettingen in de buitenbocht. En in de binnenbocht vond erosie plaats. In de bodem bleken tot wel 50 meter diep uitgeschuurde holtes te zitten. Spectaculair! Na zulke vondsten voel je je even Charles Darwin.’’
In de Nederlandse rivierdelta staat de veiligheid voorop. De rivieren zijn via kribben en oeverbescherming verankerd in het landschap. In dat gebied moet het rivierwater worden opgevangen, is er scheepvaart, wordt er zand voor de bouw gewonnen en is er ruimte voor biodiversiteit.
In deltagebieden dichter bij de kust is er bovendien sprake van binnendringend zout zeewater. Dat brengt niet alleen de drinkwatervoorziening in gevaar, het water is ook niet meer bruikbaar voor irrigatie en industrie.
Langsdammen
Om al die belangen te waarborgen, zijn slimme oplossingen nodig. Een even eenvoudig als effectief project is volgens de hoogleraar een serie van langsdammen in de Waal. Dit zijn lange, lage dammen tussen de oever en het midden van de rivier. Ze lopen parallel aan de rivier en vormen mogelijk een alternatief voor de dwars op de rivier liggende kribben.
Met zo’n longitudinale dam stijgt het waterniveau bij lage standen en daalt het bij hoog water. Tussen de dam en de oever ontstaat een natuurlijke omgeving voor waterflora en fauna.
Hoitink: "Hoe dat proces zich ontwikkelt, is bijzonder moeilijk te voorspellen. Dat hangt sterk af van de uitwisseling van water en sediment van de hoofdstroom richting het zijkanaal. Daar doen we nu metingen naar.’’