Door de dijken beter te beheren, kan erosie voorkomen worden. Daarnaast neemt de biodiversiteit al na een paar jaar toe. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen Environmentel Research in opdracht van Rijkswaterstaat. Langs het Amsterdam-Rijnkanaal is een proef gedaan.
Veel rivierdijken worden twee keer per jaar gemaaid en vervolgens wordt het maaisel afgevoerd. Dat is in theorie een prima beheer om een soortenrijke en erosiebestendige dijk in stand te houden, zegt ecoloog Friso van der Zee van Wageningen Environmental Research.
Bij een bezoek aan het Amsterdam-Rijnkanaal vier jaar geleden ontdekte hij echter dat het beheer daar niet goed werd uitgevoerd. "Het maaisel werd slecht opgeruimd en er was sprake van een ruige, open vegetatie met weinig soorten. Dat is slecht voor de dijk, omdat de open grond gemakkelijk wegspoelt. En het is slecht voor de biodiversiteit."
Het probleem is volgens Van der Zee dat de aannemers die voor het beheer worden gecontracteerd, daarop nauwelijks worden gecontroleerd. Samen met Rijkswaterstaat, dat de dijken langs het Amsterdam-Rijnkanaal beheert, besloot hij tot een experiment. Dat moest duidelijk maken wat het effect is van aangepast beheer en van het inzaaien van soorten.
"Vegetatie met diep wortelende planten verstevigt de bodem en voorkomt erosie, terwijl veel bloemen de biodiversiteit verhogen", aldus de ecoloog. "In een intensief gebruikt agrarisch landschap zijn dijken en wegbermen vaak de enige plekken voor bloemen en insecten. Hier is namelijk geen sprake van bemesting of van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, waardoor er bloemplanten kunnen groeien."
Proefvakken
Op twee locaties langs het Amsterdam-Rijnkanaal, bij Nieuwegein en ’t Goy (bij Houten), werden medio 2017 proefvakken ingericht. Voor de helft daarvan kreeg een nieuwe aannemer de opdracht het maaisel netjes en compleet af te voeren. De andere helft bleef in beheer bij de oude aannemer, die delen van het maaisel liet liggen. Daarnaast werden proefvakken ingezaaid met zaad van bloemrijke dijken uit de omgeving, naast proefvakken waar niets werd ingezaaid.
Uit het onderzoek blijkt dat de doorworteling in de proefvakken waar het maaisel goed werd afgevoerd in drie jaar tijd sterk verbeterde. Van der Zee noemt dit een opvallend resultaat, omdat drie jaar een relatief korte periode is.
"Als het maaisel blijft liggen, hoopt het voedsel zich op en steken planten weinig energie in het wortelstelsel", verklaart hij. "Verschraling van de bodem door het afvoeren van maaisel stimuleert planten om meer en diepere wortels te maken."
Beemdkroon
Ook bleek het mogelijk om soorten succesvol in te zaaien in bestaand grasland. "Vaak wordt aangenomen dat dat niet lukt", aldus de onderzoeker, die benadrukt dat enig geduld wel nodig is. "Diverse ingezaaide soorten, zoals beemdkroon en bitterkruid, werden pas in het derde jaar aangetroffen."
Toch pleit Van der Zee niet voor ongecontroleerd inzaaien. "Bij voorkeur laten we de soorten op eigen kracht het gebied bereiken. Maar als dat niet meer lukt, kan het een mogelijkheid zijn om de biodiversiteit te verhogen. Het gebruik van inheems zaad uit de directe omgeving is dan wel essentieel. Anders ontstaat er een mismatch met bijvoorbeeld insecten."
MEER INFORMATIE
Rapportage Pilot beheer en inzaaien bloemrijke dijken Amsterdam-Rijnkanaal