secundair logo knw 1

Foto: Waterschap Aa en Maas

De opgave om de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water in 2027 te halen, is volgens Aa en Maas, Brabantse Delta, De Dommel en Rivierenland te groot voor waterschappen alleen. Zij roepen alle betrokken overheden en instanties op om beter samen te werken en elkaar aan te spreken op ieders verantwoordelijkheid.

Er is extra inzet nodig en daarbij is iedereen aan zet, aldus de vier in Brabant actieve waterschappen die samenwerken binnen de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB). Volgens NBWB-voorzitter Kees Jan de Vet – dijkgraaf van waterschap Brabantse Delta – is het hoogst urgent om de kwestie gezamenlijk op te lossen.

“Om aan de KRW te voldoen, is het van belang om in 2024 en 2025 tot maatregelen te komen. Dat is een samenspel tussen verschillende overheden”, zegt De Vet in een artikel in dagblad Trouw. Daarvoor zijn behalve geld vanuit het Rijk ook stevige, landelijke beleidskeuzes nodig. Zo zal het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit normen op het gebied van bestrijdingsmiddelen of bemesting moeten vaststellen.

Nu speelt volgens De Vet vrijwilligheid een grote rol bij maatregelen voor landbouw en industrie. De waterschappen proberen tot oplossingen te komen met draagvlak. “Maar doelen zijn niet altijd haalbaar op basis van alleen vrijwillige medewerking.”

Wetenschappelijk onderzoek
De aanleiding voor de gezamenlijke verklaring van de Brabantse waterschappen is een wetenschappelijk onderzoek door de Universiteit Utrecht (UU). Dat is uitgevoerd in opdracht van de NBWB. De UU-hoogleraren Frank Groothuijse (Europees en nationaal omgevingsrecht) en Marleen van Rijswick (Europees en nationaal waterrecht) lichten de resultaten toe in het uitgebreide essay Scherper aan de wind: Koersen op KRW-doelbereik in 2027!

Hierin geven zij aan hoe de Brabantse waterschappen kunnen omgaan met de risico’s en dilemma’s bij het tijdig voldoen aan de Kaderrichtlijn Water (zie kader). Er is sprake van een ingewikkeld speelveld voor het verbeteren van de waterkwaliteit.

De vraag wordt regelmatig gesteld of de doelen van de KRW wel haalbaar en realistisch zijn in een intensief gebruikt land als Nederland. Dat noemt Van Rijswick in Trouw een achterhoedediscussie. “Je kunt blijven discussiëren over dat er in het buitenland misschien net een andere norm geldt. Maar uiteindelijk kunnen we maar één kant op. De doelen moeten worden gehaald. Er is een resultaatverplichting.”

Aanbevelingen gedeeld
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta, De Dommel en Rivierenland willen snel aan de slag gaan met de aanbevelingen van de twee professoren. Volgens de waterschappen zijn deze aanbevelingen bovendien relevant voor heel Nederland. Daarom worden de uitkomsten gedeeld met andere betrokken overheden en partijen. Via de Unie van Waterschappen wordt ook minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat geïnformeerd.


VERSCHILLENDE RISICO’S

Groothuijse en Van Rijswick signaleren in hun essay diverse risico’s voor de Brabantse waterschappen. Zij komen met aanbevelingen over wat de waterschappen kunnen doen.

  • Waterschappen hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water en kunnen daarom niet volstaan met alleen het nationale recht toepassen. Er bestaat het risico dat de wetgever de richtlijn niet goed heeft omgezet of niet volledig en correct toepast. Particulieren kunnen zich daarop beroepen bij het waterschap of de rechter. De auteurs raden onder andere aan om te zorgen voor voldoende kennis binnen de organisatie over de KRW en de consequenties van Europeesrechtelijke verplichtingen. Zorg er ook voor dat mogelijke aansprakelijkheidsrisico’s goed in beeld zijn en hiernaar adequaat wordt gehandeld.

  • De grondslag voor de Handreiking KRW-doelen (publicatie van STOWA) is de zogeheten Pragmatische methode. Het hanteren daarvan kent een zeker risico, omdat de rechter op zowel Europees als nationaal niveau zich er nog niet over heeft uitgelaten. Aanbevolen wordt om overtuigend te motiveren dat de gebruiksfunctie landbouw valt onder ‘andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling’ (formulering in KRW).

  • De KRW kent een dubbele doelstelling: er mag geen achteruitgang optreden en de watertoestand moet worden verbeterd tot de goede toestand is bereikt. Op die verplichtingen zijn uitzonderingen mogelijk, maar deze moeten beperkt worden uitgelegd. Daarom is het zaak om een beroep op een uitzonderingsbepaling goed per waterlichaam te onderbouwen en motiveren. Hetzelfde geldt voor een tijdelijke achteruitgang.

  • Overheden hebben gedeelde verantwoordelijkheden voor het bereiken van de KRW-doelen. Het advies: spreek andere overheden formeel aan op de gekozen benadering van rijk, provincies en waterschappen dat waterschappen de maatregelen uitvoeren die in de beheerplannen zijn opgenomen en dat daarbij het uitgangspunt van de waterschappen is dat de andere overheden ook de hen toebedeelde maatregelen nemen.

  • Voor de KRW is een breed maatregelenpakket mogelijk. Waterschappen kiezen nog veel voor vrijwillige maatregelen en pas recent is er meer aandacht voor het intensiveren van kerntaken als vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het stellen van aanvullende eisen komt slechts sporadisch voor en er wordt nog onvoldoende gebruik gemaakt van bestaande adviesrechten. Groothuijse en Van Rijswick hebben bij dit risico een reeks van aanbevelingen. Zoals: neem de eigen verantwoordelijkheid serieus, inventariseer de bestaande vergunningen en ook alle grondwateronttrekkingen en laat de Kamerbrief Water en Bodem Sturend in de komende jaren leidend zijn bij beheer en planvorming en bij beoordeling van (ruimtelijke) plannen en besluiten van andere overheden.

  • De Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt, legt meer eigen verantwoordelijkheden neer bij de waterschappen. Dit betreft ook het waterkwaliteitsbeheer. Het kan aanleiding zijn voor aanscherping van de eigen waterkwaliteitsregels in een toekomstige versie van de waterschapsverordening. Ook wordt geadviseerd om in deze verordening aanvullende regels op te nemen voor (grond)wateronttrekkingen en (directe) lozingen ter bescherming van drinkwaterbronnen.
Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Prachtplan Jos ! Nog een argument voor: grondwater is minder kwetsbaar dan oppervlaktewater in tijden van oorlogsdreiging. 
Plan B ja de Haakse zeedijk voor de kust van Nederland maar zelfs ook Belgie en Denemarken!
De grootste veroorzaker van de kostenstijgingen op water, energie en brandstof is de Rijksoverheid. De aandacht kan beter daar op gevestigd worden. De verhoging door de investeringen voor de drinkwaterleidingen is marginaal. Wel een verdiept in de belasting op leidingwater (voor kleingebruikers tot 300m3) van 0,5 EURO per m3? 
Om het helemaal compleet te maken neem ik aan dat beide heren met een zeilboot uit 1624 naar Nederland zijn gekomen om de CO2 voetprint niet teveel te verhogen.