Het plaatsen van dode bomen onder water heeft een duidelijke meerwaarde voor de verbetering van de ecologische waterkwaliteit in rivieren en is ook relatief goedkoop. Dit blijkt uit een evaluatie van de pilot Rivierhout. Rijkswaterstaat gaat ermee door als KRW-maatregel.
Tijdens de pilot heeft Rijkswaterstaat op vijftien locaties in de IJssel, Nederrijn en Lek onderzocht of rivierhout bijdraagt aan het halen van de ecologische doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Drie jaar lang zijn vissen en ongewervelde dieren bemonsterd. Op een dode boom blijken vaak meer ongewervelde dieren voor te komen, zoals larven van insecten, kreeftjes en slakken. Zij zijn belangrijk voor de waterkwaliteit.
Vissen gebruiken de dode bomen om er te paaien, schuilen en opgroeien. Vooral in de buurt van takken zijn veel jonge visjes aangetroffen. Waar nabij stenen oevers de uitheemse zwartbekgrondel domineert, zijn rondom de bomen hogere concentraties van inheemse vissoorten te vinden. Op takken die boven water uitsteken, kunnen insecten en vogels uitrusten.
Volgens Rijkswaterstaat heeft rivierhout daarom ook in de sterk gereguleerde Nederlandse rivieren een belangrijke meerwaarde voor het onderwaterleven. De kosten om een boom te verankeren zijn relatief laag. De maatregel is ook interessant in nevengeulen en bij oeverinrichting. De bedoeling is om meer bomen in rivieren te gaan plaatsen. De belangrijkste randvoorwaarde is dat schepen geen last mogen hebben van het dode hout onder water.
Lees meer in dit bericht en op de projectpagina.