Om de waterketen toekomstbestendig te maken moet er enorm geïnvesteerd worden. Dat blijkt uit de Visie op de waterketen die in de maak is en komend najaar wordt gepresenteerd. De makers van de visie voerden ‘pittige discussies’ over aanpak, inrichting en ambitieniveau van de keten, maar komen niet met plannen voor ingrijpende transities, zoals grootschalige invoering van decentrale zuiveringen.
Tekst Bert Westenbrink
“Het gaat voor de komende investeringsopgave niet gebeuren dat we al die grote zuiveringen gaan opknippen in stukjes. We proberen wel de ruimte te houden om decentrale technieken te gaan ontwikkelen. Dus eigenlijk zitten we op twee sporen”, zei Michael Bentvelsen, beleidsadviseur van de Unie van Waterschappen, vrijdag op de waternetwerkdag van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk in Baarn. Daar gaf hij een blik op de totstandkoming van de visie die zich richt op het creëren van een toekomstbestendige, duurzame en circulaire waterketen tegen 2050.
Het toekomstbeeld dient als onderbouwing voor keuzes rond waterkwaliteit, waterkwantiteit, leveringszekerheid, bedrijfszekerheid en financiering in de waterketen. Dit gebeurt in opdracht van de Unie van Waterschappen, Vewin, IPO (provincies), VNG (gemeenten), waterbeheerorganisatie RIONED en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Zij praten mee over de visie.
Dilemma
Directe aanleiding voor het ontwikkelen van de visie was de opdracht aan de waterschappen om water extra te gaan zuiveren om stoffen als medicijnresten te gaan verwijderen uit het afvalwater. Maar extra zuiveren vraagt meer (chemische) grondstoffen en extra energie. Een dilemma: meer zuiveren betekent minder klimaatneutraal, daar waar de waterschappen naar toe willen. Bentvelsen: “Toen hebben we gezegd: daar moeten we meer tijd voor nemen en een bredere visie gaan opstellen.”
Er rolt geen inhoudelijk toekomstbeeld uit de bus, maar wel een visie met een strategie en een uitvoeringsagenda, schetste Bentvelsen. “Met de uitvoeringsagenda, waar we nog aan sleutelen, willen we bewerkstelligen dat we ook echt iets bereiken. Een mooi stuk papier is prima, maar je moet er ook iets mee gaan doen. We hopen dat deze visie leidt tot een structurele samenwerking tussen de partijen in de keten.”
De samenwerkende partijen zien veel ‘uitdagingen’ op zich afkomen. Zoals bevolkingsgroei (‘we gaan naar 20 miljoen mensen’), klimaatverandering en weersextremen, strengere eisen aan waterkwaliteit, ruimtegebrek boven en onder de grond (‘boven de grond staan rwzi’s vaak helemaal klem’) en vastgelegde ambities om circulair en klimaatneutraal te werken (hergebruik gezuiverd water, terugwinnen energie en grondstoffen).
Ingewikkelde discussies
Al met al een ingewikkelde puzzel, die leidde ‘tot best ingewikkelde discussies’, schetste Bentvelsen. Aan tafel praatten technologen, strategen, kwaliteitsbewakers en beleidsmensen over systeemverandering. “Er waren er die op de lijn zaten: we moeten de transities in, dus we moeten het helemaal anders inrichten. Dan krijg je een discussie over centraal zuiveren versus decentraal. Dus lokaal kleine zuiveringen bouwen, waarmee je water weer in de wijk brengt. Er zijn al leuke projecten, bijvoorbeeld in Sneek en Groningen, maar we hebben gezegd: het is niet haalbaar om binnen de komende termijn van 20, 30 jaar decentraal te gaan zuiveren.”
Andere knelpunten kwamen op tafel, zoals de snelheid van afkoppelen van regenwater om het rioolstelsel te ontlasten. Waterschappen willen dat gemeenten daar meer en voortvarender werk van maken. “Met de regenval van het afgelopen jaar zijn de transportkosten bij de waterschappen behoorlijk gestegen door al dat regenwater. Ze zeggen: kunnen jullie niet opschieten met afkoppelen. Vanuit de gemeentes wordt dan teruggegeven: we doen wat we kunnen, maar we zijn al ambitieus en we kunnen niet alles in één keer.”
In de ‘end of pipe’-discussie trokken waterschappen hun grens. “Aan waterschappen wordt gevraagd om steeds meer stoffen uit het afvalwater te halen. PFAS bijvoorbeeld. De Unie staat op het standpunt: PFAS hoort niet in het milieu, het moet niet meer gebruikt worden. We hebben eigenlijk ook niet de technieken om het uit het afvalwater te halen. Voor meerdere stoffen kun je dit soort discussies voeren, zoals microplastics. Dat dilemma, daar zijn we nog niet uit, maar vooralsnog zeggen we: de vierde zuiveringsstap voor medicijnresten is voorlopig wel genoeg.”
Beperkt budget
Beperkingen zitten ook opgesloten in het ontwikkelen van de visie. Zo is door een beperkt budget weinig ruimte om in de visie aandacht te besteden aan ontwikkelingen als digitalisering, zei Bentvelsen. De makers waken ook voor ‘dubbel werk’, zoals de zoektocht naar alternatieve bronnen of drinkwaterbesparing, opgaven die in andere trajecten worden uitgewerkt. “Dé opgaven zijn echt de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater, de Kaderrichtlijn Water, versterken van de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), regie op boven- en ondergrondse ruimte, de ambities energieneutraal en circulair en de gezamenlijke aanpak van de arbeidsmarkt.”
Een met dit setje aan regelgeving, knelpunten en ambities komt er al genoeg op de waterketen af. Dat gaat gepaard met flinke kostenstijgingen, zo is de analyse. Bentvelsen: “Op dit moment zitten de gezamenlijke partijen in het waterbeheer, dus drinkwaterbedrijven, waterschappen en gemeenten, op een investeringsvolume van iets van 3,5 à 3,9 miljard euro per jaar. En dat gaat stijgen naar ongeveer 7 miljard of nog - veel - meer. Want je weet nu al dat investeringen in rwzi’s met name door inflatie, maar ook door de complexiteit van de werken die we willen doen, echt nog wel omhooggaan.”
Grote investeringen
De herziening van de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater betekent alleen al dat waterschappen ‘behoorlijk grote investeringen’ moeten gaan doen om de medicijnresten uit het afvalwater te halen. Een ander belangrijk element in de herziene richtlijn is dat farmaceutische- en cosmeticafabrikanten gaan meebetalen aan de verwijderingskosten van hun producten uit het afvalwater (de vervuiler betaalt). Dat wordt een ‘hele ingewikkelde en spannende opgave’, aldus Bentvelsen. “De implementatie van zo'n producentenverantwoordelijkheid is best complex. Daar moeten we nog echt helemaal aan gaan beginnen.”
Een andere kostenpost die op de waterschappen afkomt, vloeit voort uit de aandacht voor de kwaliteit van het effluent, een speerpunt met het oog op Kaderrichtlijn Water en de naderende deadline (2027). De toetsing van het effluent aan de KRW-eisen is in onderzoek door STOWA, schetste Bentvelsen. “Ik denk dat hieruit eisen aan het effluent voortvloeien die nog een stukje strenger zijn dan de Richtlijn stedelijk afvalwater. Met name voor nutriënten, maar ook wel voor alle stoffen.”
In dat kader speelt ook de staat van de lozingsvergunningen. Daar zit nogal wat achterstallig onderhoud in. “Waterschappen hebben op verschillende plekken gewoon gemeten wat er nou in het influent zit. En ze zijn zich soms best wel het hoedje geschrokken.” Er gaan veel ongewenste stoffen het riool in, wat kan worden toegeschreven aan verouderde vergunningen. “Die moeten echt geactualiseerd worden en daar besteden we aandacht aan in de visie.”
Gebrek aan arbeidskrachten
Maar aanpak van het vraagstuk vergunning verlenen, toetsen en behandelen, leidt meteen tot een nieuw knelpunt: gebrek aan arbeidskrachten. Het speelt overal, ook bij omgevingsdiensten die zich bezighouden met vergunningen, schetste Bentvelsen.
Bedrijven en de bouwers die de investeringsopgaven in de waterketen moeten gaan uitvoeren, zitten er ook mee: tekort aan arbeidskrachten is een beperkende factor in hun uitvoeringscapaciteit. En die staat onder druk. In een sessie met de bedrijven werd de makers van de visie duidelijk gemaakt dat ook andere sectoren, zoals energie, bij de bedrijven op de stoep staan met grote projecten (netcongestie).
Bentvelsen: “Er werd ons meteen door de bedrijven een spiegel voorgehouden: als jullie dit volume willen wegzetten in de markt, dan zul je je wel als opdrachtgevers moeten gaan aanpassen. Jullie moeten ons bijvoorbeeld een langetermijnperspectief bieden. Als we weten dat er een langdurig investeringsprogramma komt, met bepaalde technieken of duurzame voorwaarden, kunnen we ons daarop inrichten.”
De visiemakers analyseerden dat de markt naast langetermijnperspectief vraagt om: standaardisering, modulair bouwen en duurzaam aanbesteden.
Het moet allemaal terugkomen in het uitvoeringsprogramma, waarmee de Visie op de waterketen in ‘logische acties’ vertaald moet worden. Daarnaast moet er een onderzoeksagenda komen om nieuwe ontwikkelingen als decentraal zuiveren te faciliteren. Bentvelsen: “Daar is natuurlijk nog geen budget voor, maar daar gaan we wel om vragen.”