Het beeld van het integraal waterbeleid tussen 2014 en 2019 en de resultaten daarvan is overwegend positief. Dat laat minister Barbara Visser weten naar aanleiding van onderzoek van TwynstraGudde, Decisio en Sweco. Een kritische noot is dat niet altijd doelen voldoende concreet zijn en een heldere kwantificering daarbij vaak ontbreekt.
Het onderzoek van de drie bureaus was bedoeld om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op de terreinen van waterveiligheid, waterkwaliteit en zoetwatervoorziening in de periode 2014 tot en met 2019. De uitvoering van dit beleid kostte in totaal 5,3 miljard euro. Verreweg het grootste bedrag ging naar waterveiligheid: 4,75 miljard euro.
Verbetering door Bestuursakkoord Water
Over de uitkomsten van het onderzoek stuurde demissionair minister Barbara Visser vorige week een brief aan de Tweede Kamer. Volgens haar geeft de beleidsdoorlichting een overwegend positief beeld van het beleid en de daarmee behaalde resultaten. De onderzoekers geven in hun rapport bijvoorbeeld aan dat het Bestuursakkoord Water tussen Rijk en decentrale overheden uit 2011 heeft geleid tot een verbetering van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium van het waterbeleid. Ook zijn bij de programma’s HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken de doelen in belangrijke mate bereikt.
Visser schrijft hierover het volgende: “De onderzoekers constateren dat binnen Integraal Waterbeleid sprake is van goed geregisseerde en concrete actieplannen die zorgen voor een doeltreffende uitvoering. De instrumenten onder de Deltawet functioneren in samenhang zeer goed, waarmee het waterbeheer een stevige basis kent.”
De onderzoekers van TwynstraGudde, Decisio en Sweco hadden voor ongeveer 10 procent van de uitgaven onvoldoende informatie om uitspraken te doen, omdat beleidsevaluaties of andere relevante documenten ontbreken. Het gaat voornamelijk om uitgaven voor beleidsvoorbereidende onderzoeken voor nieuwe grote programma’s en bijdragen aan derden.
De minister meldt verder in haar brief: “Het beeld van doeltreffendheid en doelmatigheid is overwegend positief, met name op het gebied van waterveiligheid. Weliswaar zijn op basis van de uitgevoerde beleidsevaluaties geen harde conclusie te trekken, maar onderliggende stukken en eindrapportages van enkele grote programma’s zoals Ruimte voor de Rivier en Maaswerken maken deze conclusie aannemelijk.”
Doelen soms weinig kwantitatief
De onderzoekers constateren wel dat diverse aanbevelingen uit eerdere beleidsdoorlichtingen niet zijn opgevolgd. Zo ontbreken op deelterreinen van het waterbeleid concrete indicatoren en zijn doelen daar nog weinig kwantitatief. Volgens de minister is sinds de vorige doorlichting vooral ingezet op een methodiek om de doeltreffendheid en doelmatigheid van waterveiligheidsprojecten te kunnen meten. Hiervan is bij het huidige onderzoek gebruikgemaakt.
Minister Visser besluit haar brief met een verwijzing naar extreme weersgebeurtenissen. “Recente voorbeelden zoals de droogte van de afgelopen jaren, en afgelopen zomer nog de wateroverlast in Limburg met verregaande consequenties voor de betrokken mensen en bedrijven, onderstrepen voor mij het belang van goed en stevig onderbouwd waterbeleid waarvan de doeltreffendheid en doelmatigheid boven elke twijfel verheven is en de omvang van noodzakelijke financiële middelen duidelijk is.” Via de strategische evaluatieagenda wil zij regelmatig met de Tweede Kamer van gedachten wisselen over het nog beter vormgeven van het waterbeleid in de toekomst.
MEER INFORMATIE
Kamerbrief van minister Visser
Rapport doorlichting waterbeleid