Waterschap Zuiderzeeland wil zichzelf, inwoners, agrariërs en natuurbeheerders in zijn beheergebied voorbereiden op de periodes waarin er minder water, of water van minder goede kwaliteit, beschikbaar is. Daarom is het project 'waterbeschikbaarheid' van start gegaan.
Hoewel het in het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland volgens projectleider Maaike Buysse in principe goed gesteld is met de waterbeschikbaarheid, hebben de droge zomers van de afgelopen jaren wel laten zien dat de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit niet altijd vanzelfsprekend is. “Dat geldt zeker voor de zomer van 2018, maar in bepaalde gebieden en doodlopende watergangen zien we ook op andere momenten problemen ontstaan. Daarnaast ligt er ook vanuit het Deltaprogramma Zoet Water een opgave om met dit onderwerp aan de slag te gaan.”
Het hoofddoel van het project is voorbereiding. Het waterschap wil zelf voorbereid zijn als de waterbeschikbaarheid in het gedrang komt en wil ook agrariërs en natuurbeheerders in Flevoland op zulke periodes voorbereiden. Buysse: “Het waterschap kan niet alles alleen. Er zullen situaties ontstaan waarin we als waterschap niet voldoende water, of voldoende water van goede kwaliteit, kunnen leveren. Dan is het voor gebiedsbeheerders en agrariërs bijvoorbeeld belangrijk om te weten om welke situaties het gaat. Dan kunnen ze daarop anticiperen.”
In de eerste fase van het project, de verkenning, gaat het waterschap in gesprek met betrokkenen als gemeenten, provincies, natuurbeheerders, agrariërs en de eigen opzichters om de knelpunten in kaart te brengen. “Dat is de praktische kant. We laten ook een bureau meer modelmatig kijken naar de invloed van factoren als bodemdaling, klimaatverandering en nieuwe watervragers om vast te stellen waar in de nabije en iets verdere toekomst problemen te verwachten zijn. En ook hoe vaak die voor zullen komen.”
Daarna, nog voor de zomer, worden oplossingen voor de actuele en toekomstige problemen gezocht. “In de tweede helft van volgend jaar is het dan aan het bestuur om besluiten te nemen. Dat kan vervolgens leiden tot praktische oplossingen als het gaat om de vraag wel of niet inlaten van meer water of het werken aan de doorstroming.”