Het Hoogheemraadschap van Rijnland gaat dwingende regels opleggen voor de klimaatbestendige inrichting van nieuwe grote gebiedsprojecten. Stefan Kuks vindt dit een voorbeeld dat navolging verdient. Vanuit zijn verschillende rollen – voorzitter van de stuurgroep van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (DPRA), hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Twente en watergraaf van waterschap Vechtstromen – constateert hij: "Al twintig jaar gaan we overal en met iedereen het gesprek aan over klimaatmaatregelen. Maar met alleen vrijwilligheid blijken we het niet te redden."
door Mirjam Jochemsen
Waar gaat dat gesprek dan over?
“Klimaatverandering, stikstofcrisis, bouwopgave: de crises van deze tijd stellen ons voor indringende vragen. Waar en hoe kunnen we bouwen, rekening houdend met de komende zeespiegelstijging? Moeten we schade door wateroverlast of droogte aan de voorkant voorkomen, of verzekeren en achteraf accepteren? Lastige dilemma’s zonder pasklare antwoorden. Het zijn deze dilemma’s waar onder andere het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (DPRA) zich mee bezighoudt.
Eén ding is wel duidelijk: niet alles kan meer overal. Niet meer overal bouwen, niet overal op dezelfde schaal water blijven gebruiken, niet overal in stedelijk gebied alles dichtbouwen en verharden zonder ruimte voor blauw en groen in te voegen. Op de vraag wat wél kan, is ‘water en bodem sturend’ het uitgangspunt geworden voor alle bestuurlijke niveaus (rijk, provincies, waterschappen en gemeenten). Kort door de bocht: functie volgt peil.”
In een eerder interview met H2O zei u: ‘Het is aan de waterschappen om vanuit hun verantwoordelijkheid duidelijk stelling te nemen in het maatschappelijke debat over de toekomst van ons land.’ De stap die Rijnland nu zet gaat verder dan stelling nemen.
“We moeten ons realiseren dat het overgrote deel van de Nederlandse grond (70 procent) in handen van particulieren is. Ook daar moet veel gebeuren, maar eigenaren en ontwikkelaars proberen daar veelal onderuit te komen. Het gaat om particulier eigendom, maar eigenaren hebben ook een collectieve verantwoordelijkheid. Want het is heel simpel: een dichtverhard gebied voert het regenwater af naar een naburig gebied, dat zo extra water krijgt te verwerken.
Dat is afwenteling van kosten die niet worden meegenomen in de kostenberekeningen van nieuwbouw. Terwijl dat prima zou kunnen, de benodigde omvang en kosten van nieuwe ruimte voor waterberging (retentiecompensatie) is goed te berekenen. De watertoets leidt tot gesprek met gemeenten hierover en dat gaat meestal goed. Maar als partijen minder de wil hebben om het goed op te lossen moet je uit de sfeer van vrijwilligheid komen. Daarvoor is zo'n regeling als van Rijnland een goed instrument. De gemeente kan het ook, door voorschriften op te nemen in het bestemmingsplan of in de hemelwaterverordening.”
U bent voorzitter van de stuurgroep DPRA, bestuurskundige, en watergraaf. Kijkt u met alle drie die petten hetzelfde naar dit probleem?
“Met die eerste pet is het mijn rol te zorgen dat ruimtelijke adaptatie goed geregeld wordt. Dat in 2050 ‘klimaatrobuust’ de standaard is. Stresstesten en risicodialogen zijn dat al. Maar de zesde ambitie van het DPRA, reguleren en borgen, moet nog steviger vorm krijgen en daar past dit helemaal bij.
Met mijn pet als bestuurskundige zie ik: je kunt niet alles oplossen met subsidies en met goede voorbeelden waarvan je hoopt dat die navolging vinden. Soms moet je ook afdwingen met regelgeving. In de bestuurskunde zijn dit drie sturingsmodellen: juridisch grenzen stellen, financieel prikkelen of communicatief overtuigen. In dit palet is het begrenzen van het speelveld heel solide en logisch. Het geeft duidelijkheid en een gelijk speelveld voor iedereen.
Wat deze bestuurskundige ook ziet: op Rijksniveau zit er een spanning. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is tegelijk degene die de woningbouw moet organiseren én degene die de norm moet vaststellen voor klimaatbestendig bouwen. Ik pleit ervoor om op elk niveau kracht en tegenkracht te organiseren, checks and balances, zoals dat hoort in het openbaar bestuur. Minister De Jonge zou zijn tegenkracht moeten vinden in bijvoorbeeld de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Als voorzitter van mijn waterschapsbestuur denk ik dat ook wij er niet aan ontkomen meer na te denken over regelgeving. Ik kan dat agenderen, maar het is aan de gekozen portefeuillehouders om hiervoor te kiezen. Dat is soms best lastig. Dat kost tijd.”
Dus u vindt dat andere waterschappen Rijnland zouden moeten volgen.
“De afgelopen twintig jaar dachten we steeds nog tijd genoeg te hebben. Inmiddels verandert het klimaat veel sneller dan we verwachtten en de schades zijn exponentieel gegroeid. We moeten dus veel steviger optreden, zeker gezien de enorme woningbouwopgave. Doe het nu bij nieuwbouw in één keer goed, anders creëer je meteen een nieuw probleem voor de toekomst. Voorkom dat kopers van nieuwe woningen straks met de gebakken peren zitten.
In heel Nederland spelen spannende kwesties. Bij Rijnland gaat de discussie over bouwen in de Gnephoek in Alphen aan den Rijn. Schieland en Krimpenerwaard heeft besloten te stoppen met de ontwatering op het diepste niveau in de Zuidplaspolder. Rijnenburg: in dit laatste stukje onbebouwd gebied in de regio Utrecht is de bouwdruk enorm terwijl het waterschap vindt: hier moet je niet bouwen. In Oost- en Zuid-Nederland is waterbeschikbaarheid het moeilijke punt.
In zulke situaties is het gesprek moeizaam. Het waterschap kan zeggen: nee, tenzij. Voor je het weet wordt dat: ja, mits. En daarna gewoon: ja. Het waterschap is grensrechter en moet het spel heel goed spelen, anders zullen er door afwenteling verliezers zijn.
Komend uit een verleden gericht op het faciliteren van ruimtelijke ontwikkelingen nemen waterschappen met steeds meer lef een ruimtelijke rol. Als grensrechters in de ruimtelijke ordening geven ze de grenzen van het speelveld aan. Rogier van der Sande geeft hierin met Rijnland een heel goed voorbeeld.”
MEER INFORMATIE
Klimaatbestendige regels Rijnland