Een verbeterde waterkwaliteit en succesvolle beekherstelprojecten in de Brabantse beken biedt nieuwe mogelijkheden voor verdwenen ongewervelde waterdieren (macrofauna). De vraag is alleen of die dieren wel op eigen kracht terug kunnen keren. Zo niet, dan zou herintroductie een optie kunnen zijn, schrijven onderzoekers van Wageningen Environmental Research in samenwerking met de Brabantse waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta. Ze deden onderzoek en publiceerden hun resultaten in een onlangs gepresenteerd rapport.
door Ralf Verdonschot (Wageningen Environmental Researc), Bart Brugmans (Waterschap Aa & Maas), Iris van der Laan (Waterschap de Dommel ), Marco Beers en Michiel Cornelis (Waterschap Brabantse Delta) en Leon van Kouwen (HAS Green Academy)
De haalbaarheid van herintroductie van macrofauna is in een samenwerkingsonderzoek van de Brabantse waterschappen en Wageningen Environmental Research verkend. In totaal gaat het om 18 soorten uit verschillende groepen: watermijten, kreeftachtigen, waterkevers, haften, steenvliegen, kokerjuffers en muggen. Sommige soorten verdwenen lang geleden, maar er zijn ook soorten bij die tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog veel te vinden waren.
Belangrijke redenen voor het verdwijnen van soorten zijn een verslechterde waterkwaliteit, grootschalige ontwatering en ontginning van beekdalen, het rechttrekken van de beken en plaatsen van stuwen, vermindering van beschaduwing en intensief beheer en onderhoud. In enkele nog relatief ongestoorde beken is een aantal van deze drukfactoren sterk verminderd, waardoor ze weer een geschikt leefgebied vormen voor de verdwenen soorten.
Herkolonisatie herstelde beken
De afgelopen jaren is een aantal verdwenen soorten dan ook al op eigen kracht teruggekeerd, zoals de rivierfilterschietmot (Brachycentrus subnubilis) die zich vanuit het zuidoosten heeft uitgebreid en ook de Brabantse beken heeft bereikt.
Maar niet alle verdwenen soorten kunnen zich zo goed verspreiden of ze komen alleen nog in geïsoleerde kleine populaties voor op grote afstand van de herstelde beken. In dat geval is herkolonisatie niet op korte termijn te verwachten. Het uitblijven van herstel van de levensgemeenschap in de beek is dan niet het gevolg van ongeschikte milieuomstandigheden, maar het simpelweg niet kunnen bereiken van de locatie. Herintroductie kan dan uitkomst bieden.
Waarom herintroduceren?
Herintroduceren van soorten kan naast het slechten van barrières die herkolonisatie verhinderen ook drie andere doelen dienen. Een belangrijk doel is soorten terug te brengen die een belangrijke rol in het functioneren van het ecosysteem vervullen, zoals de afbraak van in het water gevallen bladeren.
Door deze soorten te herintroduceren worden ook andere soorten geholpen die deel uitmaken het voedselweb. Behouden van zeer zeldzame soorten kan ook een doel zijn. Door aanvullende populaties te creëren, wordt het risico op helemaal verdwijnen van soorten, bijvoorbeeld door een calamiteit, verminderd. Tot slot kan het terugbrengen van icoonsoorten een reden zijn. De keuze voor herintroductie is dan vooral ingegeven door de belevingswaarde van een soort voor bijvoorbeeld natuurliefhebbers. In de praktijk valt voor herintroductie de keuze vaak op soorten die meer van deze doelen tegelijkertijd dienen.
Kansrijke herintroductiekandidaten
Op basis van het huidige voorkomen in Nederland en de aangrenzende delen in België en Duitsland en de habitateisen die de soorten stellen, is bepaald welke van de achttien verdwenen macrofaunasoorten potentieel geschikt zijn voor herintroductie.
Drie soorten bleken kansrijke kandidaten: de bruintiphaft (Leptophlebia marginata) en de beeksteenvliegen Amphinemura standfussi en Nemoura avicularis. Larven van de bruintiphaft gebruiken overstroomde delen van het beekdal als opgroeihabitat en zijn daarmee een ambassadeur voor beekdalbreed herstel, waarin de beek beter met het beekdal wordt verbonden. Deze soort en de beeksteenvlieg Amphinemura standfussi hebben daarnaast aanpassingen om droogte te weerstaan en kunnen daarmee — in het licht van klimaatverandering — voor deze factor als toekomstbestendig worden beschouwd.
De drie geselecteerde soorten komen buiten Noord-Brabant in Nederland lokaal in hoge dichtheden voor; individuen kunnen dus gemakkelijk verzameld worden zonder dat dit invloed heeft op de bronpopulaties. Dit is een belangrijk selectiecriterium naast de eisen die soorten stellen aan hun habitat.
Nog eens zeven uit Noord-Brabant verdwenen soorten zijn in termen van hun habitateisen ook potentieel geschikt voor herintroductie, maar deze soorten komen niet meer of slechts in zeer lage dichtheden in Nederland voor. Het is daarmee niet haalbaar om voldoende exemplaren te verkrijgen om een herintroductie uit te voeren zonder de bronpopulaties potentieel negatief te beïnvloeden. Deze soorten uit bronpopulaties inzetten voor herintroductie zou daarmee ook niet verstandig zijn.
Locatieselectie
Vervolgens zijn de Brabantse waterschappen aan de slag gegaan om potentieel geschikte beken of beektrajecten te kiezen die de eigenschappen hebben die passen binnen de bandbreedte aan milieufactoren en andere habitateisen van de drie geselecteerde soorten. Hiervoor is een breed scala aan abiotische criteria geanalyseerd.
Ook is de lengte van het geschikte traject en de connectiviteit met andere stroomgebieden meegenomen in de afweging. Er is breder gekeken dan de plekken waar de soorten in de vorige eeuw zijn aangetroffen, omdat het goed mogelijk is dat op dit moment andere beken als gevolg van waterkwaliteitsverbeteringen en beekherstel geschikter zijn dan de historische vindplaatsen.
Praktijkproef
In een herintroductieproject in de Groote Beerze in het beheergebied van Waterschap de Dommel zijn eerder dit jaar larven van de bruintiphaft uitgezet. Monitoring in het voorjaar van 2025 moet uitwijzen of deze soort zich hier opnieuw gevestigd heeft, 62 jaar nadat de laatste exemplaren er zijn waargenomen.