Nederland probeert al tientallen jaren aan haar internationale verplichtingen te voldoen wat betreft vismigratie. De Nieuwe Waterweg en de Haringvlietsluizen blijken hiervoor ongeschikt. Met de aanleg van een migratierivier bij de Afsluitdijk lijkt er beweging te komen in het streven naar het openen van de poorten voor de trekvis. De Adviesgroep Borm & Huijgens zet de kansen voor duurzame oplossingen op een rij en benadrukt dat vismigratie zo belangrijk is dat het bij elk waterplan volwaardig dient te worden meegenomen en gefaciliteerd.
Download hier de pdf van dit artikel
Afbeelding 1. Artist impression vismigratierivier (bron: DeNieuweAfsluitdijk, copyright Feddes/Olthof).
Halverwege de vorige eeuw waren de meeste trekvissen zo goed als verdwenen door watervervuiling en kunstwerken in de rivier. Daarna verbeterde de waterkwaliteit en daarmee de diversiteit van de visstand. Hoe mooi zou het niet zijn wanneer door vismigratie de biodiversiteit verder zou toenemen? De grootst denkbare bijdrage aan de West-Europese natuur is het herstel van de ecologische relaties tussen de zee en de stroomgebieden van de grote rivieren.
Het integraal overleg Haringvliet - Hollands Diep - Biesbosch kwam eind vorige eeuw met een rapport, dat een toekomst met gedempt getij voorspiegelde. De kaft was versierd met een keur aan trekvissen. Toon vissers en natuurliefhebbers een droombeeld met zalmen, enorme steuren, een overvloed aan spiering en zeebaarzen en ze stemmen likkebaardend in.
De Biesbosch werd met dit vooruitzicht een Nationaal Park op basis van zoetwatergetijden en natuurorganisaties gingen alvast ontpolderen. Maar het getij kwam niet. Voormalige polders, zoals Tiengemeten en tal van Deltanatuurgebieden, liggen er al jaren kwetsbaar bij voor alle verstoringen die de rivieren en het spuiregime veroorzaken.
Nederland behoort de poort te openen voor de trekvis. Uit onze spreekwoordelijke zuinigheid ontsproot hiervoor het idee van de Kier – het op een kier zetten van de sluizen van het Haringvliet om vismigratie mogelijk te maken, op tijdstippen en onder voorwaarden waarbij dit is toegestaan. De Kier werd vele malen gepland en evenveel keren weer afgeblazen. Dreiging van Europese sancties leidden tot plannen, twijfels over de haalbaarheid tot uitstel.
In najaar 2018 treedt de Kier in werking. Als gevolg van rooskleurige promotie kregen de betrokken natuurorganisaties in 2015 een forse financiële impuls van het Droomfonds van de Postcodeloterij en in 2017 werd de regio Biesbosch-Haringvliet uitgeroepen tot mooiste natuurgebied van Nederland. Zo werd de euforie compleet en lukte het om velen te overtuigen van het twijfelachtige feit dat het kierbesluit sportvisserij en natuur ten goede komt.
Een onmogelijke keuze
De bestaande randvoorwaarden van het Kierbesluit vereisen dat bij rivierafvoeren minder dan 1100 m³/sec de sluizen dicht gaan om te grote verzouting van het Haringvliet tegen te gaan. Vóórdat de sluizen dichtgaan moet er zoetspoelen plaatsvinden. Bij eb wordt dan brak en zout water uit het Haringvliet in zee gespuid en bij vloed gaan de sluizen dicht. Zo verzoet het Haringvliet weer.
Er is becijferd dat de minimumafvoeren van de rivieren deze eeuw zullen afnemen van 1700 naar 700 m³/sec. Veel van dat water is nodig om de zoutindring via de Nieuwe Waterweg tegen te houden. Dat betekent minder water voor het Haringvliet, en vaker dichtgaan van de sluizen. Frequentie en duur van sluitingen zullen toenemen, met sterke en frequente milieuwisselingen in het Haringvliet als gevolg. De zeespiegelstijging doet hier nog een schepje bovenop. Aan de andere kant geeft de vismigratiekalender van het project Haringvliet aan dat een open verbinding met zee het jaar rond gewenst is voor een geslaagde vismigratie.
Afbeelding 2. Simulatie van de perioden van sluiting van de sluizen bij vloed op basis van de rivierafvoer bij Lobith van minder dan 1500 m3/s (Paalvast 2016, in Griffioen e.a. 2017).
Nu is er aan de hand van geregistreerde waterstanden gekeken hoeveel de Kier geopend zou zijn geweest onder de veel gunstiger omstandigheden van de vorige eeuw (zie afbeelding 2). Het aantal gesloten momenten geeft aan dat de Kier weinig kans van slagen maakt en zeker geen duurzame oplossing is. Elke zwarte strook of punt op het getoonde schema geeft twee volledige milieuwisselingen aan, van brak en stromend naar zoet en stagnant water en vervolgens andersom. Dit betekent dat er op deze wijze nooit enige sprake zal zijn van natuurontwikkeling van het aquatisch milieu.
Daar komt nog bij dat de stromingen bij de sluisopeningen zeer sterk kunnen zijn vanwege het plotselinge verval en de overgangen van zout naar zoet veel te abrupt zijn. Het ontbreekt namelijk aan een broodnodige brakwaterzone, nodig voor de trekvissen om te wennen als van zout naar zoet of omgekeerd gaan. Door het plotselinge verval zal een zoetwatervis als de snoekbaars bij hoge afvoeren gewoon wegspoelen en het loodje leggen in het zoute water.
Deze omstandigheden maken de Haringvlietsluizen voor doortrek van vis ongeschikt. De gevolgen voor het milieu en voor de levenscycli van de trekvissen laten zich raden. Ondanks alle euforie, jarenlange voorbereidingen en investeringen, gaat de Kier niet lukken. natuurlijk moet er iets gebeuren, maar nu lijkt het er op dat Nederland met de Kier voor het onmogelijke kiest.
Afbeelding 3. Het integraal voorstel van Borm & Huijgens uit 2008. Boven het Kornwerderdiep is rechtsboven de huidige pilot van de vismigratierivier Afsluitdijk aangegeven.
Migratierivieren bieden de oplossing
Van en naar zee trekkende vissen hebben een periode van enkele weken nodig om zich lichamelijk aan te passen aan de overgang van zout naar zoet of andersom. Hiervoor is een open verbinding met zee vereist, waarbij onder invloed van getijden en stroming zout en zoet water zich over een lang traject met elkaar kunnen mengen. Zolang er in zee gespuid kan worden is vismigratie wel degelijk mogelijk met migratierivieren of een langere route naar zee. Men moet echter bereid zijn hierin te investeren.
In 2008 deden we een voorstel voor een migratierivier om de Afsluitdijk (zie afbeelding 3) en voor een estuarium in de Zuidwestelijke Delta via een verlengde route naar zee, de zogenaamde S-bocht (zie afbeelding 4). In navolging van ons omvangrijke voorstel bij de Afsluitdijk heeft de overheid gekozen voor een unieke pilot van 55 miljoen euro: een vismigratierivier van 4 km (ca 1 km aan de Waddenkant en 3 km aan de zijde van het IJsselmeer) voorzien van een doorsteek.
Afbeelding 4. Toekomstbeeld Zuidwestelijke Delta voor middellange termijn met vier locaties voor migratierivieren en een S-bocht estuarium. Adviesgroep Borm & Huijgens
Op basis van de resultaten van deze zoetzoutpassage en ervaringen met de Kier kunnen er meerdere en grotere migratierivieren volgen.
Afbeelding 5. Een mogelijke migratierivier bij het Haringvliet. Zolang er nog vrij gespuid kan worden in zee, kunnen migratierivieren van vele tientallen kilometers op de ondiepe zeevlaktes buiten de dammen ingezet worden.
Op diverse plaatsen is buitengaats op de ondiepe vlaktes in zee een migratierivier van vele tientallen kilometers te realiseren met een doorgang in de afsluitende dammen, zonder dat we onze kustlijn aantasten en de zee de ruimte geven. Voor het Haringvliet kan al aangevangen worden met een migratierivier voorbij de monding van het Haringvliet, op de vlakte tussen de stroomgeul in zee en de Maasvlakte (zie afbeelding 4).
In een ‘Deltaplan voor de Toekomst’ zouden waterveiligheid en zoetwatervoorziening op de eerste plaats moeten komen. Daarbij dienen we vismigratie optimaal in te passen. Wie weet is de vismigratierivier Afsluitdijk de opmaat naar andere natuurherstelprojecten.
Referenties
- Adviesgroep Borm en Huijgens (2013). Open de poort voor de trekvis.
- Adviesgroep Borm en Huijgens (2008). Is het experiment de Kier achterhaald?
- Griffioen, A.B., H.V. Winter en R. van Hal (2017). Prognose visstand in en rond het Haringvliet na invoering van het Kierbesluit in 2018. Wageningen University & Research Rapport C081/17, zie http://edepot.wur.nl/425507
- Adviesgroep Borm en Huijgens (2011). Nieuwe natuur versterkt Afsluitdijk
- Adviesgroep Borm en Huijgens (2014). Een estuarium in de Zuidwestelijke Delta