Aanvoer van zoet water via een pijpleiding voor de landbouw op Schouwen-Duiveland vergt een forse investering. Adviesbureau Witteveen+Bos heeft de aanvoermogelijkheden in kaart gebracht en becijfert de kosten met een ruime bandbreedte op 40 tot 180 miljoen euro. De jaarlijkse gebruikskosten worden geraamd op 0,8 tot 3,6 miljoen euro. Los van de kosten, er is niet één variant die op alle aspecten gunstig uit de bus komt, aldus het bureau.
De investeringskosten van zoetwateraanvoer zijn een belangrijk aspect in de vergelijking met andere opties om de zoetwatervoorziening voor de landbouw op Schouwen Duiveland te verbeteren, zoals opslag van regenwater in bassins en bodem, hergebruik van restwater of technieken als druppelirrigatie.
Witteveen+Bos onderzocht in opdracht van de provincie de mogelijkheden van zoetwateraanvoer naar Schouwen-Duiveland. Het Zeeuwse eiland met ongeveer 10.000 hectare aan landbouwgebied kampt met tekort aan zoet water, zeker in tijden van langdurige droogte. De sector lijdt daardoor veel schade aan gewassen. De laatste jaren werd de roep om zoetwateraanvoer daarom steeds luider.
Drie bronnen
Voor de verkenning werkte Witteveen+Bos samen met Waterschap Scheldestromen, gemeente Schouwen-Duiveland en de landbouwsector. Het adviesbureau vergeleek de aanvoer vanuit drie verschillende bronnen met elkaar. Dat zijn de Noorder Krammer (Volkerak Zoommeer), de Eendracht in het Schelde-Rijnkanaal ter hoogte van het al bestaande inlaatpunt voor Sint-Philipsland en het Haringvliet.
Daarnaast bekeek het bureau twee verschillende distributiesystemen om het water op het eiland bij de boer te krijgen: een gesloten leidingstelsel en een systeem dat gebruik maakt van bestaande watergangen en sloten. In totaal leverde dat zes varianten op. Deze zijn onderling vergeleken op functionaliteit, effecten op de omgeving, duurzaamheid van de bron, realisatietijd en kosten.
Te zout
Van de onderzochte varianten valt het scenario met de Noorder Krammer als bron af, schrijft de provincie. Hoeveel deze het meest dicht bij Schouwen-Duiveland ligt, is de kwaliteit van het water niet goed genoeg om als bron te dienen voor beregening op Schouwen-Duiveland - het water is te zout. Dat probleem speelt niet bij de andere twee bronnen, met name niet bij het water uit het Haringvliet, dat weer als nadeel heeft dat het over de grootste afstand moet worden aangevoerd.
Alle varianten hebben elk zo plussen en minnen, concludeert de provincie. Geen enkele scoort op alle criteria het beste. “De kosten van externe zoetwateraanvoer zijn in alle gevallen hoog.”
Witteveen+Bos stelt in de verkenning dat kwaliteit een prijs heeft: hoe meer geld wordt geïnvesteerd, hoe beter de kwaliteit en de leveringszekerheid van de zoetwaterlevering voor beregening in de landbouw wordt. “Er is niet één voorkeursvariant die op alle aspecten gunstig uit de bus komt”, aldus het bureau in de verkenning. “Aanbevolen wordt daarom om voor de (bestuurlijke) besluitvorming over het vervolg scherper te krijgen welke criteria het meest cruciaal worden gevonden.” Als dat gebeurd is kan ook preciezer worden bepaald wat de kosten zijn, aldus het bureau.
Rendabele optie
De provincie gaat nu bekijken in hoeverre de aanvoer van zoetwater een haalbare en een rendabele optie is. Een van de vragen is in hoeverre de boeren financieel willen bijdragen aan de zoetwateraanvoer.
“De aanvoeropties worden daarbij ook afgezet tegen andere mogelijkheden om vraag en aanbod van zoet water beter in balans te brengen. Op dit moment lopen er immers meerdere verkenningen. Denk bijvoorbeeld aan manieren om water te besparen (druppelirrigatie), opslag van regenwater in bassins en bodem of hergebruik van restwater. Zo wordt een breed scala aan opties met elkaar vergeleken”, schrijft de provincie.
Voor distributie op het eiland zijn de investeringskosten van een ringleiding hoger dan voor distributie via het oppervlaktewatersysteem. Maar de ringleiding heeft weer als voordeel dat de chlorideconcentratie van het beregeningswater constant is over het hele aanvoergebied.
Bij distributie van het aanvoerwater via het oppervlaktewatersysteem zal de chlorideconcentratie van het beregeningswater (vanuit de watergangen) variëren in ruimte en tijd, aldus de verkenning. “Voor wat betreft de kwaliteit van het beregeningswater, het effect op de oppervlaktewaterkwaliteit en de uitvoeringstermijn scoort de ringleiding beter dan het oppervlaktewatersysteem.”
MEER INFORMATIE
Rapport Witteveen+Bos (pdf)