Nederlandse waterschappen ondersteunen waterprojecten in het buitenland. Ze hebben daar al vele jaren ervaring mee. Maar corona maakte alles anders. Bekende en beproefde manieren van werken gingen op de schop. Alles moest digitaal. Na anderhalf jaar buitenlandse projecten op afstand, stelt H2O de vraag: wat betekent dit voor de toekomst van het internationale werk?
door Kees Jan van Kesteren
“Er zal veel gaan veranderen”, voorspelt Jasper Luiten. Hij is programmamanager bij het NWB Fonds en coördineert het opleidingstraject voor waterschappers, die aan buitenlandse projecten willen werken. “De digitalisering van het internationale waterwerk heeft gevolgen voor de samenwerking met de waterbeheerders op locatie. Ook de manier waarop Nederlandse waterschappers hun bijdrage leveren aan de internationale projecten verandert.”
Samenwerking
Dat de digitalisering de samenwerking met de lokale waterschappen heeft veranderd, herkent ook Jan den Besten, coördinator buitenland bij Waterschap Hunze en Aa’s. Dit waterschap is intensief betrokken bij drie projecten in Afrika. Den Besten zelf coördineert componenten van projecten in Burkina Faso en Mozambique. “Bij dat laatste project hebben we lokale ingenieurs ingehuurd om cursussen hydrologische modelleren en dijkonderhoud te geven. Dat waren cursussen die anders voor een groot deel door bezoekende Nederlanders waren gedaan.”
“Dat betekent ook dat de rol van de Nederlandse waterschappen verandert”, vult Rens Huisman aan. Hij is coördinator internationale samenwerking bij waterschap Zuiderzeeland. Zuiderzeeland zette in op het versterken van het lokale projectoffice voor projecten in Ethiopië. “De reiskosten die zijn uitgespaard, hebben we gestoken in meer lokaal personeel. En daarnaast hebben we hun rol vergroot bij de uitvoering. Onze experts begeleiden meer en hebben – samen met Nederlandse en lokale partners – tools als erosiegevoeligheidskaarten en retentiekansenkaarten ontwikkeld.”
Volgens Huisman heeft het coördineren op afstand ook geleid tot nieuwe manieren van samenwerking met andere overheidsorganisaties en ngo’s die in Ethiopië actief zijn. “Het is een zoektocht om relevant te blijven voor onze lokale partners. Wij hebben bijvoorbeeld de handen ineengeslagen met VNG International (het agentschap voor internationale samenwerking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, red). Een app die ze hadden ontwikkeld, bleek met enkele aanpassingen ook geschikt voor ons project. Die aanpassingen zijn gedaan, ook in sessies met de experts ter plaatse. VNGi heeft uiteindelijk ook namens ons daar de introductiecursussen gegeven. Wij hebben dan weer de productie van instructie- en promotiemateriaal voor onze rekening genomen.”
'De waarde van een bezoek is natuurlijk niet volledig digitaal te vervangen. Het heeft allemaal voor- en nadelen' - Jan den Besten
Bezoek vs digitaal
Den Besten en Huisman waren gewend om projecten in het buitenland regelmatig te bezoeken om contacten te leggen, de situatie ter plekke in te schatten en de voortgang te monitoren. “De waarde van een bezoek is natuurlijk niet volledig digitaal te vervangen. Het heeft allemaal voor- en nadelen”, zegt Den Besten.
Een belangrijk nadeel volgens hem is dat het digitale contact vooral op de inhoud is gericht, en minder op het opbouwen van relaties. “De menselijke component is heel belangrijk, zeker in de opbouwfase van een project. Ik werk nu aan projecten met mensen die ik alleen digitaal heb ontmoet. Dat is toch een verarming.”
Dat vindt ook Huisman. “Het gaat toch om de relatie, zeker bij dit soort internationale projecten”, zegt hij. Tegelijkertijd denkt hij dat de grotere rol van het lokale project office blijvend is. Dit in combinatie met wat minder werkbezoeken en meer sturing op afstand. “We zijn gewend vanuit onze westerse bril te kijken. Maar het is niet verkeerd om meer te vertrouwen op de lokaal aanwezige skills. Concreet betekent dit dat meer via het lokale office verloopt en wij meer op afstand staan. Letterlijk.”
Intensiever contact
Luiten wijst erop dat de mogelijkheden om digitaal te overleggen anderzijds de contacten heeft geïntensiveerd. “Bij verschillende projecten zijn de contacten met de lokale medewerkers intensiever geworden. In plaats van drie keer per jaar een bezoek, kunnen mensen nu veel vaker online vergaderen.”
Iedere laatste vrijdag van de maand belegt Den Besten bijvoorbeeld een digitale bijeenkomst met partners in Mozambique. “Dat is niet alleen vaker dan normaal, digitaal biedt ook de mogelijkheid om met mensen van over heel Mozambique in een keer te communiceren. Je spreekt mensen vaker en brengt partijen makkelijker bij elkaar. Die inhoudelijke winst moeten we echt behouden in de toekomst.”
Maar inhoudelijk ziet hij ook minpunten. Volgens hem is het op afstand moeilijker om vastgelopen projecten vlot te trekken. “Ben je ter plaatse, zie je eerder en beter waarom het met een bepaald project minder goed loopt. Dat is echt lastig op afstand. Dat zie je ook met de Nederlandse collega’s. Sommige dingen kun je het beste gewoon fysiek bespreken. Dat is een van de redenen waarom we gaan bekijken of we toch al niet dit najaar op bezoek kunnen gaan.”
Huisman is daarin al wat verder en heeft de vliegtickets voor de komende maanden al geboekt. Sterker nog, ook in het voorjaar zijn er bezoeken geweest aan de projecten. “In die zin pakken we de oude draad toch weer op. Zeker bij projecten die minder soepel lopen of waar gevoeligheden tussen lokale organisaties onderling bestaan, heeft het echt de voorkeur om fysiek aanwezig te zijn om dieper op de materie in te kunnen gaan.”
'Er komen nieuwe manieren van internationaal werk' - Jasper Luiten
Nederlandse bijdrage
Luiten verwacht dat de digitalisering ook gevolgen zal hebben voor de manier waarop Nederlandse waterschapsmedewerkers bijdragen aan de internationale projecten. “Er komen nieuwe manieren van internationaal werk. Helemaal digitaal kan natuurlijk niet. Het blijft mensenwerk. Denk aan varianten met een permanente vertegenwoordiging, of een variant waarbij een Nederlander juist langer in het buitenland is en het werk voor het eigen waterschap tijdelijk vanuit daar doet.”
“In het ideale plaatje breng je het aantal missies terug en zorgen digitale overleggen voor continuïteit in het project”, stelt Huisman. “Ik zou de voordelen van het intensievere, digitale contact willen behouden en combineren met de meerwaarde van een bezoek”, concludeert Den Besten. “Een hybride vorm zou uiteindelijk het beste zijn.”
“Het was de bedoeling dat alle deelnemers een project in het buitenland zouden bezoeken. Dat kon niet en was de grootste veer die we moeten laten”, zegt Luiten. “Voor de rest zijn we erin geslaagd goede digitale alternatieven te vinden. In sommige gevallen had de digitale werkwijze zelfs voordelen. Zo konden we gastsprekers uitnodigen, die misschien niet voor een fysieke bijeenkomst naar Nederland waren gekomen, en konden we onze bijeenkomsten ook openstellen voor een breder geïnteresseerd publiek.”
Om de deelnemers toch nog de ervaring in het buitenland te bieden, zal het ook na de officiële afloop van het KIWI-programma toch nog mogelijk zijn om een project te bezoeken. “Je kunt het gevoel van een missie immers niet digitaal imiteren.”
MEER ARTIKELEN WATERWERK WERELDWIJD
Integrale aanpak klimaatadaptatie in kwetsbare deltastad Guayaquil
Project Bayawan: veilig kraanwater voor 13.500 mensen
Project Maji: ‘We schrijven een goed voorstel, hebben €300.000 nodig, maar dan staan er ook 34 werkende installaties’
‘Nederland is wereldwijd gidsland op gebied van drinkwater’
Mobiele unit BlueElephant zuivert afvalwater in Palestijnse Gebieden
'Afvalwater dat in sloppenwijken tussen de huisjes doorloopt is mensonterend'
Weersextremen worden extremer: alle zeilen moeten worden bijgezet