Het project KLIMAP (KLIMaatAdaptatie in de Praktijk) ging twee jaar geleden van start om instrumenten te ontwikkelen waarmee regionaal gewerkt kon worden aan het klimaatadaptief inrichten van hooggelegen zandgronden voor landbouw en natuur. Een tussenrapportage maakt de balans op. “KLIMAP plant de zaadjes.”
Voor hun waterhuishouding zijn de hooggelegen zandgronden van Nederland van regenwater afhankelijk. Deze zandgebieden staan voor de overgang naar een klimaatbestendige inrichting en klimaatrobuust beheer. “Daar is een transitie voor nodig, naar een aangepast water- en bodembeheer gericht op duurzaam gebruik en het in stand houden van natuurlijke systemen, waarbij de zoetwatervoorraad, bodem- en (grond)waterkwaliteit, voedselzekerheid en natuur (biodiversiteit) op lange termijn geborgd zijn.”
onderzoekt sinds 2020 hoe de transitie eruit zou kunnen zien. Het project concentreerde zich de afgelopen periode op een tweetal casussen, een in Limburg en een in de noordelijke IJsselvallei en combineerde dat met een thematische aanpak waarvoor bijvoorbeeld een serious game werd ontwikkeld. De aanpak wordt beschreven in de tussenrapportage ‘Klimaatadaptatie in de praktijk: hoe richten we Nederlandse zandgronden klimaatadaptief in?’zandgronden klimaatadaptief in?’ Dat stelt Myrjam de Graaf, senior onderzoeker bij Wageningen University en projectleider van KLIMAP. KLIMAP, waarbinnen 24 partijen, onder andere zeven waterschappen, drie provincies, kennisinstellingen en land- en terreinbeheerders samenwerken,
Door de casussen te volgen, hopen De Graaf en haar collega’s lessen te trekken die ook voor andere gebieden geldig zijn. “Denk aan de omgang met onzekerheden of het betrekken van stakeholders. Dat zijn belangrijke vragen als je het hebt over het klimaatrobuust maken van een bepaald gebied. Binnen KLIMAP willen we een routekaart ontwikkelen zodat regio’s houvast hebben over de chronologie van hun aanpak, maar bijvoorbeeld ook over de rolverdeling. Het is ontzettend belangrijk dat iedereen, van Rijk tot provincie, en van gemeente tot waterschap, precies weet welke rol ze te spelen hebben.”
Behalve de routekaart, werkt KLIMAP ook aan zogeheten ‘ontwikkelpaden’, waarin manieren worden beschreven hoe in een regio een gewenst einddoel in 2050 kan zijn bereikt. “Dat vraagt een andere manier van denken. Ik merk dat we heel erg vastgebakken zitten aan het denken vanuit het hier en nu en vanuit de korte-termijn-oplossingen. Terwijl we het bij deze opgaven eigenlijk om zouden moeten draaien en denken vanuit het doel: wat wil ik in 2050 bereikt hebben en wat is vervolgens mijn plan om daar te komen. Maar deze manier van denken is nog niet ingeburgerd. Daar is een cultuurverandering voor nodig en dat zal tijd kosten.”
KLIMAP zelf heeft een looptijd tot het einde van 2023. In de resterende periode hoopt De Graaf de bestaande routekaart verder uit te werken en worden weer nieuwe casussen gevolgd. “We werken aan een verzameling producten die regio’s kunnen helpen bij het uitvoeren van hun klimaatopgaven. Maar ik vind het wel belangrijk om te benadrukken dat we met KLIMAP slechts zaadjes planten. Als het project ophoudt, zijn de opgaven nog niet afgerond. Daarom willen we ook een platform of een podium vinden om de kennis die binnen het project is verzameld beschikbaar te houden, ook als het project zelf is afgerond.”