Maatregelen om water vast te houden op de zandgronden zorgen voor een hogere grondwaterstand in de zomer en minder droogteschade aan gewassen en natuur. Dat blijkt uit onderzoek van Hogeschool Van Hall Larenstein (HVHL) en Wageningen Livestock Research (WUR) in het oostelijk deel van de provincie Fryslân.
Het klimaat in Nederland verandert: de winters worden natter en de zomers worden droger. Dat veroorzaakt veel schade voor zowel de landbouw als de natuur. Op de oostelijke zandgronden in Fryslân hebben agrariërs de afgelopen jaren daarom samen met de provincie en het waterschap maatregelen genomen om meer water vast te houden.
Zo kozen verschillende boeren voor het minder diep maken van sloten. Bij sommige bedrijven zijn de slootpeilen tot bijna een meter verhoogd. Anderen experimenteerden met peilgestuurde drainage, waarbij zij zelf de afwateringshoogte van het drainagesysteem in hun percelen bepalen en zo meer grip hebben op de grondwaterstand.
In het onderzoek van HVHL en WUR, dat deze week is gepresenteerd, zijn metingen verricht bij vijf van zulke praktijkproeven. Daarnaast is aan de hand van regionale modelberekeningen gekeken wat het effect van ‘klimaatrobuust’ waterbeheer op gebiedsniveau is op de landbouw en de natuur.
Nat- en droogteschade
Uit het modelonderzoek blijkt dat door het nemen van watervasthoudende maatregelen op regionale schaal bij het huidige klimaat voor landbouw de natschade meer toeneemt dan de droogteschade afneemt, waardoor de totale schade netto licht stijgt.
Bij het toekomstige klimaat (Gh-2050, volgens het KNMI-klimaatscenario 2014) nemen zonder maatregelen zowel de nat- als de droogteschade toe ten opzichte van de huidige situatie, waarbij de droogteschade relatief meer toeneemt dan de natschade.
Bij watervasthoudende maatregelen op lokale schaal (praktijkproeven) neemt, in tegenstelling tot maatregelen op regionale schaal, de droogteschade meer af dan de natschade toeneemt. Bedrijfsspecifieke maatregelen lijken daarmee doelgerichter dan algemene, regionale maatregelen, concluderen de onderzoekers.
Venige bodems
Verder toont het onderzoek aan dat hoe meer agrariërs watervasthoudende maatregelen uitvoeren, hoe beter men erin slaagt om de lage grondwaterstand in de zomer structureel te verhogen. Verwacht wordt dat een grootschalige aanpak van water vasthouden loont, als dit lokaal op basis van maatwerk wordt uitgevoerd.
Specifieke aandacht is volgens de onderzoekers noodzakelijk voor de venige bodems in beekdalen (circa 18 procent van het gebied). Die vereisen een andere aanpak vanwege de grotere kans op natschade. "Combinaties van waterberging, beekherstel en natuurontwikkeling bieden hoopgevende kansen voor deze gebieden", stellen ze.
Wetterskip Fryslân en Provinsje Fryslân willen met een subsidieprogramma grondeigenaren aanmoedigen om meer water te conserveren. Zij kunnen maximaal 65 procent subsidie krijgen op de maatregelen die ze treffen.